a cikk magyarul

Edwin van Schie: lenig van lijf, lenig in taal


Edwin van Schie, de geestelijke vader van het nu 10 jaar oude magazine Most Magyarul!, noemt zichzelf een Hongaroloog in hart en nieren: "een Hongaroloog avant la lettre."
Een groot deel van zijn turbulente leven - hij is 45 jaar en voelt zich 25 - is opgedragen aan het Hongaars: zijn grote passie, zijn levensvervulling.
Hij is tot over zijn oren verliefd op de magische klank en het welluidende staccato-ritme van deze in zijn ogen perfect opgebouwde en doordachte taal. "En de mensen die het spreken, de Hongaren, zijn al even boeiend," zegt hij. "En hoffelijk bovendien! Probeer als gast maar eens als laatste door de deur te komen. Je moet en zal de eerste zijn."
Hij is zijn hele leven bezig geweest met talen. Zijn zakgeld ging niet weg aan LP's en andere frivole zaken, maar werd gebruikt voor vakanties in het buitenland: om te luisteren, om te praten, om vol gretigheid nieuwe klanken, nieuwe indrukken, nieuwe mensen in zich op te nemen. Hij koos op de universiteit het Engels als hoofdvak. "Met die taal" bedacht hij, " kom ik overal in de wereld terecht." Maar al gauw zou een voor zijn leven bepalende gebeurtenis in Engeland hem op het spoor van het Hongaars zetten. Een spoor dat ten slotte de levenslijn van Edwin van Schie is geworden.
Toch heeft hij, voor het zover was, een tijdlang gebalanceerd op twee gedachten, twee passies: de liefde voor de taal en in het bijzonder het Hongaars en de liefde voor de acrobatiek.

We kijken terug.

Als kind stak hij eens zijn handen wijd uit en bekeek zichzelf. Hij zag een lenig slank lichaam, een elastisch mens en hij dacht: "daar wil ik wel iets mee doen." Toen al dacht hij lichamelijk. Hij was, zoals hij dat nog steeds is, gelukkig met zichzelf en met het leven en spoorde in die tijd zijn lichaam aan tot gewaagde acrobatische kunstjes: de artiest was ontstaan.
Op 23 jarige leeftijd was hij uitgegroeid tot een waar acrobaat en omarmde hij samen met een vriend, die als clown optrad, het straattheater."Dat was in 1984 en 1985. We zijn overal geweest: in Parijs, Aken, Verona, Florence, Zurich en noem maar op. Ik had mijn blonde snor zwart geverfd en trad op als "The Hungarian Elastical Edwin". Vergeet niet dat ik toen al een paar keer in Hongarije was geweest en al driftig bezig was het Hongaars, dat mij erg aansprak, onder de knie te krijgen."
Twee liefdes dus: de verbondenheid van jongs af aan met de acrobatiek en de passie voor het Hongaars: voor die vreemde taal, waarvan de wijsneus Edwin al heel snel wist dat dit geen Slavische taal was maar een Finoegrische, die deel uitmaakt van de Oeraalse taalfamilie. Net zoals het Fins.
Twee liefdes. Er zaten tijdens zijn straat-optredens soms ook wel enkele Hongaren tussen het publiek en die waren helemaal niet gechoqueerd dat Edwin geen echte Hongaar was. "Ik praatte na de voorstelling zo goed en kwaad als dat ging met hen en ze waren allemaal even goedmoedig en begripvol. Hongaren zijn verschikkelijk aardig, weet je."
Het straattheater liep best goed. Het tweetal ging altijd op de bonnefooi aan de slag ."We vroegen geen vergunning (soms werden we weggestuurd door de politie) en we verdienden een aardige cent: een avond in Zurich bracht 450 gulden op."
Maar toch: er knaagde iets aan onze Hungarian elastical Edwin, die zijn hoofdhaar blond had gelaten en er zo met zijn zwart gemaakte snor wel heel bijzonder moet hebben uitgezien. De man, die ook nu nog op zijn 45-ste moeiteloos zijn been in zijn nek legt en die nog steeds lichamelijk denkt en doet, die man had heimwee.
"Ik was daar ver van huis, ondanks mijn theatermaatje, eenzaam. Ik had heimwee naar Nederland, maar toch vooral naar mijn nieuwe liefde waarmee ik al in 1979 had kennisgemaakt. Ik had heimwee naar Hongarije, de Hongaren en zeker ook de taal, het Hongaars."
En daarmee was de teerling, na twee jaar straattheater en zelfs plannen om daarmee professioneel verder te gaan, geworpen. Edwin koos - en nu voor eens en altijd - voor het Hongaars. Hoe acrobatisch hij dan ook mag denken en doen en hoe hij ook vandaag de dag nog fantaseert over bijvoorbeeld een commercial op TV, waarin hij zijn acrobatische kunstjes zou kunnen vertonen. Fantasie en werkelijkheid horen nu eenmaal bij de spelende mens, Edwin van Schie, zoals ook de dagelijkse handstandjes op een bankje in de polder daar deel van uitmaken evenals een vreugdezang pardoes midden op straat.

Terugblikkend vertelt hij dat zijn liefde voor de taal al is ontstaan tijdens een vakantie in Engeland, waar hij kennis maakte met een Hongaar: Karcsi. Ze werden vrienden en Karcsi zei:" Kom maar eens naar Hongarije."
Dat gebeurde al in 1979 met een reis door vooral Transsylvanië, dat in 1920 werd afgescheiden van het moederland. Edwin:"we reisden dus door het culturele erfgoed van Hongarije, waar wel Hongaars wordt gesproken en waar ik als een blok viel voor die welluidende en vanwege zijn zo totaal andere grammatica voor mij zo uitdagende taal."
Edwin van Schie noemt zichzelf eigenwijs, eigenzinnig en intelligent."Nu achteraf bekeken" zegt hij, " zou ik echt niet weten hoe ik mijn talenknobbel en mijn hersenen beter had kunnen gebruiken dan ik toen heb gedaan. Het was de enige juiste keuze. Het was voorbeschikking."
En zo werd tijdens die eerste reis de toekomst van de Hongaroloog-in-wording definitief bepaald. Tussen 1979 en 1988 (het jaar van zijn huwelijk en het begin van de Hongaarse School) volgden nog vele reizen naar en door Hongarije en werden tal van cursussen met succes gevolgd. Op de universiteit koos hij uiteraard als bijvak Hongaars en werd de hoofdstudie na het kandidaats-Engels omgezet in Theaterwetenschap. "Daarin studeerde ik tenslotte af met een scriptie, jawel, over het Hongaarse drama en theater."
"Denk daar vooral niet te licht over. Het was zwaar werk en in die tijd ontdekte ik dat je een zin uit het Hongaars het beste kunt vertalen door deze van achteren naar voren te lezen."
Ter voorbereiding van die scriptie ben ik - dat was voor de derde keer met een studiebeurs - zes maanden in Hongarije geweest. Ik spreek nu over de jaren '86 en '87."
Ik heb toen tien Hongaarse toneelstukken gelezen, bestudeerd en bekeken en wat er verder nog aan tijd over was, vulde ik met praten, luisteren en nog eens praten en luisteren.".
Dat deed hij vooral met een zekere Erika, die hij tijdens een eerdere studiebeurs had leren kennen. Ze woonde in Ljubljana, de hoofdstad van Slovenië, dat vroeger deel uitmaakte van Hongarije. "Ze is half Hongaars en half Sloveens", zegt Edwin, "maar ze spreekt 100 procent Hongaars en uiteraard heeft zij, de vrouw van mijn hart, mij enorm geholpen om de taal meester te worden."
Edwin en Erika trouwden in 1988 en dat ze nog steeds in Nederland zijn, komt vooral omdat Erika zich hier volledig thuis voelt. Edwin heeft zich daarin gevoegd ("ik was wat graag in Hongarije gaan wonen") en begon vastberaden met lesgeven in het Hongaars. Dat was in het jaar van zijn huwelijk 1988. De Hongaarse School met een Nederlander aan het hoofd was geboren. Een unieke gebeurtenis.
Wat bracht hem ertoe? Sprak hij de taal inmiddels zo goed dat dit verantwoord was?
Het antwoord komt direct: "absoluut. Het was absoluut verantwoord. Toen ik met het lesgeven begon had ik zovele cursussen (zelfs een cursus Hongaarse volksdansen), beurzen en praktijkervaring achter de rug, dat ik bijna uitsluitend in het Hongaars dacht en praatte. En de mensen van het land zeiden tegen mij: "u spreekt Hongaars met een Hongaars accent." Een groter compliment is niet denkbaar!."
"Kijk, ik beschouw me toch een beetje als een taalkunstenaar, een acrobaat in meer dan een taal en ik kan, door mijn Nederlandse achtergrond, het Hongaars beter dan wie ook aan mijn landgenoten uitleggen."
"Ik schreef enkele studieboeken voor mijn leerlingen en andere belangstellenden en introduceerde daarin nieuwe grammaticale inzichten."
Hij putte daarbij vaak uit de op de universiteit vergaarde kennis van o.a. de fonetiek en de moderne taalkunde. Hij geeft een voorbeeld: "in tal van lesboeken, vaak vertaald, wordt gesproken van hoge en lage klinkers. Moeilijk hoor. Ik spreek van voor- en achterklinkers: voor in de mond, of achter in de mond. Dat is begrijpelijk nietwaar? En zo zijn er tal van voorbeelden te geven."
Van Schie, die behalve zijn doctoraal ook zijn lesbevoegdheid eerste-graadsleraar Engels haalde, kreeg in 1988 op een piepkleine advertentie 25 reacties. "Mijn eerste leerlingen! Ik maakte met hen kennis in het toenmalige helaas verdwenen restaurant Csárdás in Haarlem, waar Erika Kövesi de scepter en pollepel zwaaide: een passende ruimte, waar ik ook later graag met mijn leerlingen kwam."
De school kreeg eerst onderdak in een zaaltje in Haarlem-Noord en is nu te vinden aan de Eksterlaan in Haarlem in een eigen gebouw dat in 2002 in gebruik werd genomen.

De gedachte om een eigen school te beginnen, kreeg Edwin in een boekenzaak in Budapest waar hij een Nederlander, die niet goed uit zijn woorden kwam, met zijn vlekkeloos Hongaars uit de brand hielp. "De man , die zelf leraar in enkele talen bleek te zijn, was nogal onder de indruk van mijn taalvaardigheid en zei later onder een kopje koffie: "je moet les gaan geven, kerel. Dat zal je vast goed af gaan."
"En dat heb ik toen maar gedaan."
Honderden Nederlanders, onder wie veel mensen die graag in Hongarije hun vakantie vieren, maar ook een aantal dat familiebanden heeft met een Hongaar of Hongaarse, heeft inmiddels bij hem gestudeerd. Edwin schaafde in de afgelopen jaren het leraarschap nog verder bij en niet voor niets:" soms begreep ik pas na lezing van tien verschillende Hongaarse cursusboeken of grammatica's hoe ik iets het beste kon uitleggen, of hoe iets werkelijk in elkaar zat. Ik begon ook een eigen uitleg te vinden voor tal van begrippen. En ik zag dat sommige zaken veel simpeler en duidelijker kunnen worden gepresenteerd dan je meestal in al die boeken leest."
"Jawel, mede daardoor slaan mijn lessen aan, waarbij ik soms, samen met de leerlingen, een Hongaars liedje zing. Alles moet kunnen, nietwaar?. Ik krijg waardering van velen, ook van hen die mijn grammatica-boek lezen en mij dan zeggen dat ze daardoor pas de taal echt zijn gaan begrijpen."
De school had en heeft één groot 'nadeel': "met vier avonden lesgeven heb je geen gezinsinkomen bij elkaar" en dan spreekt Edwin over zichzelf, zijn vrouw en twee opgroeiende kinderen.
Hij is daarom ook werkzaam als tolk-vertaler, als bemiddelaar bij Hongaars-juridische zaken en als importeur van lesmateriaal. Daarnaast organiseerde hij een aantal concerten, maar dit kwam op een laag pitje te staan toen hij in 1996 het magazine "Most Magyarul!" introduceerde: "Nu Hongaars".
Aan het tienjarig bestaan daarvan is in het jubileumnummer 35 uitgebreid aandacht besteed (lees ook de informatie over de concerten georganiseerd in het kader van het jubileum !!) dat in 3000-voud zijn weg zocht naar de lezers.
Most Magyarul! heeft door de jaren heen een scala geboden aan toeristische, culturele en zakelijke informatie over Hongarije: in het Nederlands en in het Hongaars. De foto's zijn van hoge kwaliteit; de artikelen worden geschreven door Edwin zelf en een aantal vaste medewerkers.
Het blad wordt, alle verzoeken ten spijt, niet door Budapest gesubsidieerd en vormt mede daardoor geen vetpot.
Edwin: "maar het voorziet in een grote behoefte en ik doe alles om dat zo te houden: een doeltreffende opmaak, goede foto's en niet te vergeten artikelen die je op geen andere manier in welk blad of welke krant dan ook aantreft."
Most Magyarul! is, zoals dit jubileumnummer duidelijk maakt, een product van liefde, eindeloze liefde voor een land, waarvan de taal door velen als een van de moeilijkste ter wereld wordt beschouwd.
Een taal die Edwin van Schie zo boeit, dat hij soms in een opwelling het balkon van het leslokaal opvliegt en er een paar danspasjes maakt.
Dan roepen zijn vrouw of kinderen: Doe liever normaal." En dan zegt Edwin:: " maar hoe kan iemand, die zich zo happy voelt met zijn hobby en beroep altijd maar normaal doen?"
Hij vindt zichzelf een bevoorrecht mens en hij kan het allemaal heel kort samenvatten: " Hongaroloog zijn is gelukkig zijn."

Koos Smedes, zomer 2006

Mostmagyarul!