Parlementsverkiezingen 2022 in Hongarije

Door president János Áder, die tot en met februari het ambt bekleedde, zijn op 3 april 2022 parlementsverkiezingen uitgeschreven. De verwachtingen zijn hooggestemd bij deze verkiezingen, immers, sinds 2010 is er niet zo’n kans geweest op een regeringswissel als deze keer. Maar de bevolking is min of meer in twee gelijke kampen verdeeld, zij die de huidige regering steunen en zij die aan de kant van de oppositie staan.
Om een goed beeld te krijgen van de huidige verkiezingen moeten we een jaar of twintig teruggaan in de tijd.
Regeringscoalitie
De regeringscoalitie bestaat momenteel uit de partij Fidesz van Viktor Orbán en de Christendemocratische Volkspartij (KNDP). Viktor Orbán is tot nu toe vier keer premier geweest. Eerst van 1998 tot en met 2002. Daarna was er van 2002 tot 2010 een links-liberale regering. Deze periode wordt door Fidesz-ers steevast de periode Gyurcsány genoemd, alhoewel de socialisten feitelijk drie premiers hadden: Péter Medgyessy won de verkiezingen in 2002, maar hij werd twee jaar later door Ferenc Gyurcsány opzijgezet: in 2004 wilden de partijen MSZP en SZDSZ, die aanvankelijk Medgyessy hadden gesteund, hun vertrouwen opzeggen in de premier. Deze hield vervolgens de eer aan zichzelf en trad af. Hij werd opgevolgd door Ferenc Gyurcsány, die in 2006 opnieuw de verkiezingen wist te winnen voor de socialisten, al bleek al gauw dat hij iets anders wilde doen dan hij had beloofd...
In mei 2006 was Gyurcsány in een regeringsvakantieoord in Balatonöszöd aanwezig bij een besloten bijeenkomst, waar hij in wat later bekend is geworden als de Toespraak van Öszöd woorden sprak als „Het is klip en klaar dat we de afgelopen anderhalf jaar aan een stuk door hebben zitten liegen...” Een geluidsopname hiervan kwam in september van dat jaar onder niet bekend geworden omstandigheden aan het licht, waardoor er ontzaglijke demonstraties ontstonden. Door de economische crisis werd de positie van Gyurcsány nog verder bemoeilijkt en in 2009 moest hij aftreden, waarna hij werd opgevolgd door Gordon Bajnai, die tot de verkiezingen van 2010 in functie was.
Verkiezingen van 2010
In 2010 had de bevolking genoeg van de socialisten en koos men ’met tweederde meerderheid’ Viktor Orbán. Hij had veel geleerd van zijn verlies in 2002 en met tal van instrumenten probeerde hij zijn toekomstige overwinning veilig te stellen. Hij schonk de Hongaren in de buurlanden onmiddellijk de dubbele (Hongaarse) nationaliteit en verleende hun het kiesrecht (iets wat de regering Gyurcsány nooit had willen doen), waardoor de meerderheid van de Hongaren in de buurlanden tot op de dag van vandaag de Fidesz steunt. Na zijn verlies in 2002 merkte Orbán dat hij geen beschikking meer had over media. Daarom eigende hij zich vanaf 2010 steeds meer publieke televisie- en radiozenders toe, hij nam de meeste landelijke dagbladen over en feitelijk alle regionale bladen. De oppositie kan alleen nog maar rekenen op een of twee commerciële zenders en en aantal internetportalen.
2014
Vlak voor de verkiezingen van 2014 kwam de zogenaamde huisvestingskostenverlaging, waarbij de bevolking gunstiger tarieven kreeg voor deze kosten, die tijdens het bewind van de socialisten waren verhoogd. Met deze maatregelen lukte het om in 2014 opnieuw met een ’tweederde meerderheid’ te winnen. Ook lag dit aan het feit dat de oppositiepartijen bij de verkiezingen van 2014 evenals in 2018, allemaal een afzonderlijke lijst hadden en ook onderling strijd voerden wie de grootste oppositiepartij zou worden. In 2011 stapte Ferenc Gyurcsány uit de Socialistische partij en richtte zijn eigen partij op, De Democratische Coalitie (DK) die nu de grootste oppositiepartij is geworden. Ook speelden steeds meer zogenaamde neppartijen een rol bij de tweederde-overwinning. Deze partijen hebben geen echte achterban, zij strijken alleen de overheidssubsidie op voor het meedoen aan de verkiezingen, maar leggen bijna nooit financiële verantwoording af.
Migrantenkwestie en vijandsbeelden
In de periode voorafgaand aan de laatste verkiezingen speelde de migrantenkwestie van 2015 een grote rol. In dat jaar stak een aanzienlijk aantal vluchtelingen uit voor het merendeel het Nabije Oosten de Hongaarse grens over. Zij wilden zich hier niet vestigen, maar waren op doorreis naar de rijkere westerse landen. Tot geluk van Viktor Orbán liet Angela Merkel hen toe in Duitsland en had Hongarije alleen maar last van de door deze vluchtelingen te weeg gebrachte opschudding en ontzetting, vooral in de dorpen en kleine plaatsen aan de zuidgrens. Hongarije hoefde alleen maar op één plek de Schengen-grens te verdedigen, namelijk aan de grens met Servië. Langs dit relatief korte stuk grens richtte de regering een prikkeldraadhek op met permanente grensbewaking.
Met zijn beleid om de illegale migratie op een afstand te houden had Orbán een groot deel van de bevolking achter zich. Dit was beslissend voor zijn verkiezingszege in 2018

In deze periode richtte de regeringspropaganda zich ook tegen de in Amerika woonachtige Hongaarse miljardair György Soros, omdat deze steun gaf aan burgerorganisaties die zich kritisch uitlieten over de regering en omdat Soros voorstander was van de vestiging van immigranten in Europa. In lijn hiermee werd Brussel zelf steeds meer het doelwit van Orbáns veroordelingen: hij richtte zich tegen de „burocraten van Brussel” en met name tegen Juncker, de toenmalige voorzitter van de Europese Commissie. Het land werd vol gehangen met posters met Gyurcsány, Soros en Juncker om de kiezer schrik aan te jagen. Het woord Brussel werd een soort scheldwoord in de toespraken van Orbán, alhoewel ook vandaag de dag het merendeel van de Hongaren voorstander is van de Europese Unie.
Orbán wijkt steeds vaker af van de standpunten van de meeste EU-lidstaten en onderhoudt liever vriendschapsbanden met de autocratische leiders van landen in het Oosten (Rusland, Turkije, China). Ook de relatie met zijn eigen fractieleden binnen Europa raakte verstoord, de Fidesz-leden in het Europese parlement werden uit de Europese Volkspartij (EPP) gezet en deze proberen nu een soort conservatieve bond te vormen
De gemeenteraadsverkiezingen van 2019 lieten nog beter zien hoe verdeeld de Hongaarse maatschappij is. De hoofdstad Budapest en verscheidene provinciesteden steunden de oppositie, maar de inwoners van kleinere plaatsen de Fidesz. Dit hangt duidelijk samen met de situatie van de media en met de massacommunicatie. Wie alleen de ’publieke’ zenders hoort en ziet of alleen de provinciale dagbladen leest en niet op internet zit, gaat gemakkelijk mee in de interpretatie van Fidesz. Politici van de oppositie komen niet eens aan bod op de ’publieke’ zenders, afgezien van de verplichte vijf minuten zendtijd voor politieke partijen vlak voor de verkiezingen.

’Tweederde meerderheid’
De term ’tweederde meerderheid’ is feitelijk misleidend. Het betekent geenszins dat tweederde van de bevolking achter de regering staat. Immers, door het Hongaarse kiesreglement (met een landelijke lijst én met kiesdistricten, waar er slechts één winnaar per district kan zijn) kun je al met minder dan 50% procent van de stemmen aan een tweederde meerderheid komen in het parlement.
Zo had Fidesz in 2018 plm. 45 % van de landelijke stemmen, maar was de partij wel in 91 van de 106 kiesdistricten de grootste en kreeg dus bij de 42 zetels van de in totaal 93 landelijke zetels ook nog 91 zetels vanuit de kiesdistricten ).
Bovendien wordt er door allerlei trucs voor gezorgd dat de feitelijke stemverhouding steeds verder wordt beïnvloed en uiteindelijk een misvormd beeld te zien geeft. Hongaren uit de buurlanden mogen per post stemmen, maar Hongaren die wegens de binnenlandse situatie en omstandigheden in het Westen werken of zich daar gevestigd hebben, moeten naar een of enkele aangewezen plekken reizen, meestal ambassades, om te kunnen stemmen. Velen zijn daartoe niet in staat. Dat geldt vooral voor het grote aantal Hongaren in het Verenigd Koninkrijk. Bij de parlementsverkiezingen van 2018 was er veel te doen om het schandaal dat men buitenlanders, leden van de Hongaarse minderheid in Oekraïne, inschreef op adressen in Hongarije en op de dag van de verkiezingen met busjes naar Hongarije bracht om daar te stemmen. Er waren adressen waar wel meer dan tweehonderd mensen uit Subkarpathië (Hongaarstalig deel van Oekraïne) stonden ingeschreven. Om deze overtreding in de toekomst te vermijden is de regel geschrapt dat kiezers over een vast woonadres in Hongarije dienen te beschikken.
Foto: Wim kersbergen
Intussen is Orbáns economisch beleid vooral gericht op het bevoordelen van zijn eigen hobby’s, vrienden en familieleden. Hij bevredigt zijn voetbalmanie door het bouwen van een reeks stadions (niet alleen in Hongarije zelf maar ook in de Hongaarse gebieden in de buurlanden) en de voetbalacademie in zijn geboortedorp Felcsút is het best gefinancierde instituut van het land. Maar dat betekent allemaal niet dat het niveau van het Hongaarse voetbal vooruitgaat, nee, bij veel clubs spelen nauwelijks Hongaren, maar vooral spelers uit Afrika, Oekraïne en Servië.
Orbán had als oorspronkelijk doel om een nationale kapitaalkrachtige klasse te laten ontstaan. Maar dat doet hij niet middels concurrentie en het kansen bieden aan talenten, maar door zijn familieleden, vrienden en partijgetrouwen te bevoordelen. De rijkste persoon van Hongarije van dit moment is Lőrinc Mészáros, een vriend van Orbán uit Felcsút en voormalig loodgieter. Hongarije staat qua corruptie op een van de hoogste plaatsen in Europa. Onlangs nog was er een schandaal rond de Staatssecretaris van Justitie. Hoewel deze met kabaal zijn aftreden aankondigde, is hij nog steeds op vrije voeten, omdat ook zijn stemmen nodig zijn voor de tweederde meerderheid in het parlement.
Onderwijl verwaarloosde de regering de gezondheidszorg en het onderwijs en bij veel grote Hongaarse universiteiten werd een aparte bestuursstichting aangesteld, geleid door sympatisanten van de regering. De Covid-epidemie telt al meer dan 40.000 slachtoffers, hetgeen in verhouding een van de hoogste aantallen ter wereld is. Er is een steeds groter tekort aan leraren en ook in tal van andere beroepen is er een groot tekort aan vaklui en gespecialiseerd personeel. In voorgaande jaren zijn er veel jonge mensen en goed opgeleide vaklieden op zoek naar een beter salaris vertrokken naar westerse landen, bijvoorbeeld naar Engeland en Nederland. Het valt te vrezen dat velen van hen nooit meer terugkeren naar Hongarije. En het land kampt toch al met grote demografische problemen, net zoals in veel Europese landen.
In 2021 hebben de oppositiepartijen besloten met een gezamenlijke lijst onder de naam Egységben Magyarországért – In eendracht voor Hongarije - de parlementsverkiezingen in te gaan. Hierbij speelde mee dat een wijziging van de kieswet in november 2020 het voor de oppositiepartijen moeilijker maakte om met aparte lijsten mee te doen aan de verkiezingen.
Hoewel de oppositie door de Fidesz steevast als ’het linkse kamp’ of ’Links’ wordt aangeduid, dat voor Hongaren veelal gelijk staat aan hen uitmaken voor ’communisten’, is de verenigde oppositie een conglomeraat van heel verschillende partijen: van de rechtse partij Jobbik tot aan de Hongaarse Socialistische partij waarin politici zitten die al in het pré-Fidesz-tijd een belangrijke rol speelden. De verenigde oppositie bestaat uit zes partijen (Demokratikus Koalíció, Jobbik, Lehet más a politika, Momentum, Magyar Szocialista Párt, Párbeszéd Magyarországért). Deze partijen hielden in 2021 voor het eerst in de geschiedenis van Hongarije een voorverkiezing. Van elke partij was er één kandidaat, en er deed ook nog een onafhankelijke kandidaat mee, Péter Márki-Zay, de burgemeester van Hódmezővásárhely. Voor de partij DK deed niet Gyurcsány mee, maar diens vrouw Klára Dobrev, lid van het Europese parlement. De geallieerde oppositie tracht Gyurcsány op zijn minst formeel op de achtergrond te houden, want hij is nog steeds de minst populaire politicus, over wie de meningen zeer verdeeld zijn.


Uiteindelijk werd de voorverkiezing niet gewonnen door de kansrijke geachte Gergely Karácsony (de burgemeester van Budapest) of Klára Dobrev, maar door de gelovige, conservatieve Péter Márki-Zay, die in het verleden met Fidesz sympathiseerde maar nu veel teleurgestelde Fidesz-kiezers voor zich lijkt te willen winnen. Maar door de anti-propaganda van de Fidesz wordt Márki-Zay voorgespiegeld als een kloon van Gyurcsány, die op de achtergrond nog steeds de echte leider zou zijn. Op het moment van schrijven van dit artikel hangt het land vol met posters – aangebracht door de regering - die dat beeld moeten onderschrijven.

En de Fidesz spendeert op datzelfde moment al bakken met geld aan internetreclame, terwijl de campagne pas officieel in februari van start zou gaan. Je kunt in Hongarije geen video bekijken op YouTube zonder dat je eerst een Fidesz-campagnefilmpje in je mik krijgt.
Hongaarse politici zijn vooral bezig elkaar te besmeuren en af te kraken in plaats van hun programma te presenteren, waardoor de gemiddelde kiezer de indruk krijgt, dat ze allemaal hetzelfde zijn. Maar er is juist een echte discussie nodig. Maar het is een grote vraag of er wel een openbaar debat komt tussen de lijsttrekkers

Orbán hebben we destijds leren kennen als een goede spreker en een kundig redenaar, maar sinds hij na televisiedebatten in 2002 met Péter Medgyessy en in 2006 met Ferenc Gyurcsány de verkiezingen verloor, ontloopt hij elk openbaar debat. Ook nu laat hij zich niet strikken. Maar ook aan kritische journalisten is hij niet bereid interviews te geven, noch voor de krant noch op televisie. Alleen op de staatsradio geeft hij elke vrijdagochtend een interview aan steeds dezelfde dame. Fidesz heeft geen partijprogram, het enige wat ze zeggen is: ’We gaan door’.
Daarentegen is de oppositie al maanden bezig (geweest) met het aaneensmeden van een program van zes partijen. Maar het is de vraag op Gyurcsány zich zal neerleggen bij zijn rol als fractievoorzitter van de waarschijnlijk grootste partij – de Democratische Coalitie - binnen de verenigde oppositie. Hij heeft immers al eens een onafhankelijke minister-president af weten te zetten!
Op dit moment is iedereen bezig met beloven. Maar de oppositie kan ook niets anders dan beloven, zij zijn niet aan de macht. Fidesz is daarentegen begonnen op ongekende wijze de geldkraan open te zetten: Gepensioneerden krijgen weer de in 2009 afgeschafte dertiende maand en een verhoging van de pensioenen, kinderrijke gezinnen krijgen hun in 2021 betaalde inkomstenbelasting terug, werknemers onder de 25 jaar hoeven geen inkomstenbelasting te betalen en militairen krijgen een zogenoemd wapengeld, een maandelijkse toelage en artsen een miljoenensalaris. Onderwijl giert de inflatie omhoog en de regering gaat voortdurend nieuwe schulden aan.
Wie er ook wint in april, het staat vast dat de nieuwe regering het niet gemakkelijk krijgt.
Abkarovits Endre
(Geschreven in januari, nog voordat Rusland Oekraïne binnenviel)