Er is bepaald wel aan de orde...

We blijven er altijd wat bij leren. Na een jarenlang leerproces was ik – 'zeg maar' vijfentwintig jaar geleden – het Hongaars machtig. Dat zeiden althans velen tegen mij. Hoewel ik eindelijk een Hongaars gesprekje kon verstaan, wist ik dat ik er nog veel zou kunnen bij leren. Niettemin ben ik op aanraden van een innemelijke, sympathieke, oudere taaldocent en tolk-vertaler, die ik toevallig tijdens mijn studiestage in Budapest was tegengekomen, na mijn terugkeer naar Nederland Hongaarse lessen gaan geven. Na een mini-advertentie in de plaatselijke krant had ik vijftien cursisten en vanaf dat moment was de Hongaarse School een feit. De rest is geschiedenis. U als lezer van dit magazine bent – in sommige gevallen al vijftien jaar! – deelgenoot van die geschiedenis.


Meteen in mijn eerste lesjaar merkte ik dat er behoefte was aan een eenvoudig overzicht van de Hongaarse grammatica. Dat was er niet in de vorm die mij voor ogen stond, en dus ben ik dat toen maar zelf gaan maken. Het Kort overzicht van de Hongaarse grammatica was hiervan het resultaat.


Toen ik, in 1996, het tijdschrift Most Magyarul! Hongarije Magazine geboren liet worden, was ik van plan in korte artikelen al mijn ervaringen met de Hongaarse taal op te schrijven. Omdat ik zelf ook altijd genoot van korte publicaties over taal, was het door mezelf uitgegeven blad natuurlijk hйt aangewezen medium hiervoor. Ik had heel wat te melden: naast onderwerpen die soms reeds door mijn docente op de universiteit, Dr Erzsйbet Beцthy, waren aangedragen, dienden zich gaandeweg ook tijdens mijn lespraktijk tal van thema’s aan. Een van die onderwerpen was de Hongaarse zinsbouw. Ik had hierover aanvankelijk in mijn cursusboekje niet zoveel spectaculairs vermeld. Maar in 1992 kwam daar verandering in, nadat ik de Londense docent Hongaars, Peter Sherwood, had gesproken, die mij de ogen opende. Het befaamde 1,2,3,4-schema (met termen als thema en focus), zijn daarvan een bijna direct gevolg. Het mooie van dit schema, van dit model, is dat je de Hongaarse zinsbouw er in al zijn facetten mee kunt verklaren en beschrijven! Dat was tot dan toe in boeken uit Hongarije nog niet vaak vertoond.


Meteen bij het begin van Most Magyarul! wist ik al een item waarover ik in ieder geval ooit een column zou schrijven. Dat werd in 2007 Cirkels en tabellen. Een wiskundige benadering van het Hongaars, waarin ik een publicatie uit 1988, uitgegeven in Londen, als inspiratie gebruikte. Het artikel geeft een oplossing voor een tweetal rariteiten in het Hongaars: ten eerste het feit dat in het Hongaars sommige persoonlijke voor-naamwoorden als 'onbepaald' moeten worden beschouwd en bijgevolg de onbepaalde vervoeging vereisen, en ten tweede het bestaan van de speciale werkwoordsuitgang -lak, -lek voor de relatie 'ik-jou' (onderwerp ik, lijdend voorwerp jou of jullie): Szeretlek. Ik bemin jou.


Beide 'rare' verschijnselen blijken in een en dezelfde theorie te passen die met behulp van een model - als logisch - wordt gepresenteerd en verklaard. (Dit artikel is nu te vinden als Taalpraatje 14 op deze site.


Al een tijdje wordt me gevraagd, wanneer ik het volgende taalpraatje ga schrijven. Ideeën heb ik genoeg, zeg ik dan altijd, maar elke keer is het naast mijn andere werkzaamheden weer een gigantische klus het magazine in elkaar te zetten. U ziet, uitvluchten genoeg.


Sinds een paar jaar melden zich echter steeds meer Hongaren bij mij die graag Nederlands willen leren. Aldus heeft de Hongaarse School zich doorontwikkeld als Holland Suli. En ik leer er weer bij: in het Hongaars mag ik nu de Nederlandse grammatica gaan uitleggen. Heerlijk! Aanvankelijk was het natuurlijk lastig om op allerlei vragen antwoord te geven: zoiets als 'Waarom zijn de bananen krom? Ja, dat is toch logisch', is dan je eerste reactie. Maar ga dat maar eens uitleggen. Ergo, NT2 is ook een vak. En weer zat ik op een dag met een stapeltje cursusboeken naast me, dit keer Nederlands voor buitenlanders, lesmateriaal te ontwikkelen. Ik maakte een eigen overzichtje, tweetalig, van de functies van het woordje 'er'... Heel handig voor Hongaren, die 'er' altijd over struikelen.


E(u)reka

En toen kwam er dat moment van verlichting, van helderheid, zo’n eureka-moment, in mijn geval 'er-réka'. Ik weet niet meer waar, wanneer of in welk boek, maar bij een van de functies van het woordje 'er', stond geschreven dat je het gebruikt 'in zinnen, waarin het onderwerp onbepaald is'. Een voorbeeld:


Er ligt een krant op tafel.


In deze zin staat 'Een krant', met een onbepaald lidwoord; het is dus niet bepaald welke krant het is, het woord 'krant' is in deze zin onbepaald. In zo'n geval plaatsen wij in het Nederlands het woordje 'er' voorop in de zin en zetten het onderwerp pas op de derde plaats, na de persoonsvorm van het werkwoord.


Maar als krant wél bepaald is, dan gebruiken wij het bepaalde lidwoord 'de', en staat 'de krant' gewoon vooraan in de zin:


De krant ligt op tafel.


Wij, moedertaalsprekers van het Nederlands, doen dit automatisch. We zeggen (liever) niet:
[Een auto staat verkeerd geparkeerd.] Maar: Er staat een auto verkeerd geparkeerd.


Niet: [Veel tassen worden verkocht.] Maar: Er worden veel tassen gekocht.


Wat is er hier aan de hand? je kunt voor het Nederlands deze regel formuleren: Als het ONDERWERP ONBEPAALD is, moet je het woordje 'er' gebruiken op de onderwerpspositie en het onderwerp zelf op de derde plaats zetten, na de persoonsvorm.

Toen ik me bewust werd van deze regel, besefte ik dat het Hongaars dan nog zo vreemd niet is met zijn onbepaalde en bepaalde vervoeging van het werkwoord!! Immers, in de Hongaarse grammatica kun je de regel formuleren: Als het (impliciete of expliciete) LIJDEND VOORWERP 'BEPAALD' is, gebruik je in de zin de bepaalde vervoeging!


Zowel in het Nederlands als in het Hongaars hebben de categorieën bepaald en onbepaald dus invloed op de feitelijke realisatie van de taaluiting. Vanaf het moment dat ik besefte dat hier een overeenkomst lag, gebruikte ik het om aan mijn cursisten Hongaars de complexe materie te verhelderen van de beide vervoegingen van het Hongaars. Aan mijn cursisten Nederlands verduidelijk ik op deze manier een van de functies van het woordje 'er'.

Diep in mij heb ik nog steeds dat gevoel van eureka bewaard. De fascinatie voor taal in het algemeen en het Hongaars in het bijzonder is nog lang niet over. Het is eigenlijk absurd dat iets wat ik dertig jaar lang heb beschouwd als het moeilijkste facet van het Hongaars, een parallel in mijn eigen taal blijkt te hebben. 'Vergelijk het maar met je eigen taal,' kan ik nu zeggen in de les: 'Bij woordgroepen waarvoor wij het woordje 'er' in de zin moeten zetten, gebruik je, als ze in het Hongaars de functie lijdend voorwerp hebben, de onbepaalde vervoeging.'


En evenzo: zinsdelen die als lijdend voorwerp in 'jullie' taal, het Hongaars, de onbepaalde vervoeging van het werkwoord vereisen, krijgen er in het Nederlands het woordje 'er' bij als ze het onderwerp zijn. Ben ik nog te volgen? Dan maar een voorbeeld:


Onbepaald:

Kérek egy kávét. (Ik wil graag koffie.) (Het lijdend voorwerp is onbepaald en 'kйrek' staat in de onbepaalde vervoeging.)

Kávé van az asztalon. (Er staat koffie op tafel.) (Het onderwerp is onbepaald, 'er' is nodig in de Nederlandse zin.)

Bepaald:

Most kérem a kávét. (Ik wil de koffie nu.) (Het lijdend voorwerp is bepaald en 'kйrem' staat in de bepaalde vervoeging.)

A kávé az asztalon van. (De koffie staat op tafel.) (Het onderwerp is bepaald en staat gewoon vooraan in de zin.)


Voornaamwoorden


Het leuke is dat het voorgaande ook geldt voor de voornaamwoorden. Het gebruik van het aanwijzend voornaamwoord levert in beide talen - logischerwijs - bepaaldheid op:

Bepaald:

Ezt a könyvet veszem. (Ik koop dit boek.) (in het Hongaars bepaalde vervoeging)

Dat boek ligt op de tafel. (Onderwerp voorop, geen 'er'.)

Onbepaald voornaamwoorden

'Onbepaalde voornaamwoorden' zijn natuurlijk onbepaald:

Nem látok senkit. (Ik zie niemand.) (in het Hongaars onbepaalde vervoeging)


Szeretnék valamit enni. (Ik zou graag iets eten.) (in het Hongaars onbepaalde vervoeging).


Er is niemand thuis. (Onderwerp op de derde plaats ’er’ vooraan)


Er staat iets voor het raam. (Onderwerp op de derde plaats, ’er’ vooraan)

Bijvoeglijke naamwoorden

Ook toegevoegde bijvoeglijke naamwoorden zijn geen reden voor bepaaldheid:


Piros almát veszek. (Ik koop rode appels.) (In het Hongaars onbepaalde vervoeging).


Er liggen rode appels in de tuin. (Onderwerp op de derde plaats, 'er' komt vooraan)

Vragende voornaamwoorden


Interessant wordt het bij de vragende voornaamwoorden. Van het Hongaars weten we dat ki (wie) en mi (wat) onbepaald zijn, maar melyik (welk) bepaald:

Kit látsz? (Wie zie je?) (in het Hongaars onbepaalde vervoeging)

Mit csinálsz? (Wat doe je? of: Wat ben je aan het doen?) (in het Hongaars onbepaalde vervoeging)

Melyik könyvet olvasod? (Welk boek ben je aan het lezen?) (in het Hongaars bepaalde vervoeging).

In het Nederlands zijn wie en wat ook onbepaald:


Wie komt er morgen? (Ki jön holnap?)


Wie gaat er naar Budapest? (Ki megy holnap Budapestre?)


Wat gebeurt er? (Mi történik?)


(NB: Het vraagwoord komt in deze zinnen uiteraard vooraan, maar 'er' behoort wel in de zin te staan!)

Daarentegen blijkt 'welk' ook bij ons (meestal) bepaald:

Welke boeken liggen op tafel?


(Melyik könyvek vannak az asztalon?)


Welk meisje gaat naar Budapest?


(Melyik kislány megy Budapestre?)

Toch is er over deze laatste categorie (de vragende voornaamwoorden) in het Nederlands nog een interessante extra opmerking te maken.

Voor mij maken de volgende vragen verschil:

1. Wie gaan er naar Budapest?

2. Wie gaan naar Budapest?

Als ik de tweede vraag stel (dus zonder 'er') verwacht ik dat een of meer mensen uit de groep aan wie ik die vraag stel, inderdaad naar Budapest gaan. Ik weet dat er mensen gaan, maar niet wie. De klemtoon ligt hier op 'wie'.


De eerste vraag heeft een opener karakter. Ik weet überhaupt niet of er mensen naar Budapest gaan. Ik wil weten óf er mensen zijn die naar Budapest gaan. (Ik stel deze vraag bijvoorbeeld aan een groep verschillende vakantiegangers: de een zegt naar Parijs te gaan, een ander noemt Londen. Waarop ik me dan afvraag: zijn er ook nog mensen die naar Budapest gaan? De klemtoon ligt hier meer op 'Budapest'.


U ziet, bij ons kan zelfs onbepaald 'bepaald' nog onbepaalder...


Noten

  1. Inmiddels staat dit artikel uit MM 39 ook op www.mostmagyarul.nl, rubriek Taalpraatjes.
  2. Genoemd tweetalig, Hongaars-Nederlands overzicht van de functies van het woordje 'er', kunt u vinden op www.hongaarseschool.nl, rubriek Taalpraatjes.
  3. Ik weid hier voor het gemak niet uit over die gevallen waarin je wél een onbepaald onderwerp vooraan in de Nederlandse zin kunt zetten. Bijvoorbeeld: Een krant ligt op tafel. Deze zin betekent niet hetzelfde als Er ligt een krant op tafel, maar geeft aan dat de vaste plek voor een krant een tafel is. Deze zin beschrijft dus een gewoonte, een vaste situatie en niet een actueel gebeuren.

    Door:  Edwin van Schie
    Uit: Most Magyarul! Hongarije Magazine 77.  Januari 2017.

Mostmagyarul!