Taalpraatje 1

In dit eerste taalpraatje wil ik niet al te diep in de Hongaarse taal duiken. Ik blijf liever aan de oppervlakte van de taal en ga het alleen hebben over een paar woorden. Op de bladzijde hiernaast ziet u twee bonnen. De scharen maken duidelijk dat je ze dient uit te knippen. En op de schaar wil ik graag uw aandacht vestigen: hebt u er wel eens bij stil gestaan dat het Hongaars een woord bevat dat je schrijft zoals het er uit ziet? Dit is een raar fenomeen dat geen naam heeft in de taalkunde, gewoonweg omdat het in geen enkele taal bestaat. Of je zou het pictografisch schrift moeten noemen. Het gaat om de schaar: olló in het Hongaars: je schrijft het zoals het voorwerp eruit ziet:

Dit is nu eens een handig ezelsbruggetje om het woord te onthouden!

Het volgende woord is szekrény, kast. Cursisten Hongaars verwarren het in het begin met szék, stoel, maar al gauw bedenken de meesten dat het wel enigszins lijkt op ons woord secretaire en voila , men vergeet de betekenis nooit meer. Maar als we een kijkje nemen in het etymologisch woordenboek - Magyar Szófejtô szótár - dan blijkt tot onze grote verbazing szekrény inderdaad in verband te staan met een Nederlands woord van Franse afkomst, niet met wat we dachten, maar met schrijnwerker. Ja, via het Oudfranse scrin is het ten tijde van de Middeleeuwse gilden in het Hongaars terecht gekomen. Het was alleen zo dat Hongaren toentertijd moeite hadden met de uitspraak van meer dan twee medeklinkers achter elkaar en derhalve voegde men er een extra klinker aan toe:
[sekr`;e n]. Dit gebeurde ook met het Latijnse schola, dat iskola werd en met het Germaans/Duitse stal (istálló).

Andersom is er bij ons ook al lange tijd een van oorsprong Hongaars woord in zwang. Een voorloper van onze goeie ouwe koets vervaardigde men in het plaatsje Kocs in Hongarije. Deze wagens werden vanwege hun herkomst vernoemd naar Kocs en kregen aldus de naam kocsi (=van Kocs). Dat dergelijke wagens over heel Europa verspreid werden kun je zien aan het Spaanse coche en het Engelse coach. Andere leenwoorden die het Nederlands (al dan niet via het Duits) uit het Hongaars heeft overgenomen zijn paprika, poesta en poestasaus, zigeuner (van cigány) en tulp (van tulipán).

Ook een aantal Jiddische of Jiddisch-Duitse woorden en uitdrukkingen zijn bekend in het Hongaars en het Nederlands. Ik denk bijvoorbeeld aan bakfis (bakvis, pubermeisje), pech (pechem van = ik heb pech), mázli (mázlim volt= ik had mazzel). Maar dit thema biedt stof genoeg voor een volgend taalpraatje.

Mostmagyarul!