Eva Mendlik, 55 jaar ingetogen verbeelden

Gerhild Tóth-van Rooij, MM 60


De 84-jarige Hongaars-Nederlandse Eva Mendlik is ijl, maar krachtig. Haar rondere in opdracht gemaakte beelden staan in openbare ruimtes, publieke gebouwen en exposities en ogen ondanks de massa nooit zwaar. Haar verstilde werk van lood, koper, hout, brons en steen heeft een vanzelfsprekende esthetische belijning en is puur. Eva, één van de twaalf beeldhouwers van de middelste generatie van de 'Groep van de figuratieve abstractie’, werd op 5 mei 1928 in Haarlem geboren. Ze groeide op in Bloemendaal, woont in Amsterdam en deels in het Friese Bakhuizen.


Penningen en reliëfs, internationaal

Te midden van de geanimeerd en breed gesticulerende Hongaren op bijeenkomsten in de Haagse Kloosterkerk, de Mikes of herdenkingen, viel zij op door haar bedachtzame houding, ogen en mooie handen. Nu, in haar lichte atelier op de begane grond, waar veel ingepakt staat, praat ze over haar fijne kinderen. Ik sta stil bij een portret. Haar kleinkind, wil ze wel kwijt, maar werk moet voor zich spreken. Boven is de langgerekte woonkamer van haar atelierwoning. Ze verschuift wat paperassen, waaruit op te maken valt dat ze middenin het leven staat en strijkt langs de antieke tafel. Uit het ouderlijk huis, antwoordt ze en vertelt - mijn blik volgend naar de oude vleugel en muziek - dat haar grootmoeder kunstenaar en een goede pianiste was. Eva houdt van klassieke muziek, maar vertelt niet dat haar componisten-penningen internationaal gewaardeerd worden. Op een 12-delige lp-cassette met pianoconcerten, ‘Ingrid Haebler & London Symphony Orchestra’ prijkt een reliëfportret van Mozart, naar achttiende eeuws was-reliëf van L. Posch ‘von der Amsterdamer Bildhauerin Eva Mendlik hergestellt’. De 9-delige Philipscasette uit 1970 ‘Concertgebouw Orchestre, Eugen Jochum’ toont een Beethoven-medaillon ‘argile en bronze, réalisé par Eva Mendlik’. Als die lp’s er al zijn, staan ze, evenals de penningen met in klein bestek verstilde portretten, buiten zicht.

Geen uiterlijk vertoon, werken

Eva, de perfectionist, vertelt dat ze een sfeer of karakter treffend wil uitbeelden. We troffen elkaar eens onderweg naar een tentoonstelling en wandelden samen, tot ze abrupt met haar hele wezen wees op een detonerend straatbeeld dat oppervlakkig overkwam. Onder de rustige oppervlakte brandt intens (Hongaarse) heftigheid. Uiterlijk vertoon interesseert haar niets, ze is wars van overdrijving en zwijgt over lovende recensies die bewijzen dat haar werk meteen opviel. In mijn archief vind ik de ‘Friese Koerier’ uit 1961. G. Struiksma bespreekt daarin de negende jaarlijkse ‘Start-tentoonstelling in Prinsetún in Leeuwarden’ en noemt van circa 110 werken, waaronder 50 beelden van kunstenaars tot 40 jaar, wat hem raakt, onder meer het beeld ‘Vrouwtjes in gesprek’ van Eva Mendlik.
In ‘De waarheid’ schreef M.V. een jaar eerder over ‘Werking’ in boekvorm, een expositie op papier van enige zeer talentvolle jonge kunstenaars: “Eva Mendlik, de dochter van de Hongaarse schilder Mendlik die nooit genoeg kreeg van de bewogenheid der zee, is één der meest begaafden onder de jonge generatie beeldhouwers. Hoewel zij vooral succes had met haar dierenfiguren is zij op weg een uitmuntend portrettiste te worden, terwijl een ‘Zittende figuur’ - verwachtingen wettigt op de uitbeelding van de mens.” Eva, die dat heeft waargemaakt in portretten, bustes en plaquettes, lijkt op haar beurt nooit genoeg te krijgen van ruimte scheppen. Haar grootvader onderscheidde zich door de zee niet als achtergrond met afleidende figuren te schilderen, maar alleen de zee in alle mogelijke tonen op doek te zetten. Eva verbeeldt met zo min mogelijk lijnen en contouren binnenwerelden, maar dat hoeft natuurlijk niet hardop gezegd te worden: ze werkt gewoon. Kijken is genoeg, zegt ze met gepassioneerd handgebaar. Dat roept beeldhouwkunst blijkbaar op.


Naturel, inspiratie in Erdölak

Het is tijd voor (afleidende) thee, omringd door schilderijen van haar Hongaars-Nederlandse grootouders. Eva beweegt doelgericht en tegelijk zwevend in een imaginair ongrijpbare wereld. Ze houdt alles met zorg vast, zet het behoedzaam neer en elke vorm en schaduw lijkt er toe te doen. Dat kenmerkt haarzelf èn de afwerking, van penning tot monument of dromerig kinderportret waarin alles uitgewogen lijkt. Als ze glimlacht dat een interview niets voor haar is, lijkt ze op haar beelden, die neigen, bijna glimlachen en zich niet opdringen, al beklijven ze wel. Zoals haar ‘Spelende kinderen’ sinds 1981 aan de Hubertuslaan in Kerkrade.
Waarom heeft ze voor beeldhouwen gekozen? De vraag blijft in de lucht hangen, in haar bijna gebeeldhouwde fijne gezicht lijken haar ogen groter te worden. Een caleidoscopische reeks emoties flitst voorbij en net als ik mijn vraag wil veranderen, vertelt ze stralend dat ze opgroeide met kunst. Ze kwam graag in Villa Erdőlak (Hongaars voor Boshuis) en de bijbehorende ateliers. Die zijn in 1904 in opdracht van haar grootouders gebouwd en ontworpen door Leliman, de tweede prijswinnaar architectuur Prix de Rome, 1900. Eva voelde zich thuis bij haar grootmoeder, schilder en beeldhouwer Julie Mendlik-Mijnssen, de eerste vrouwelijke gouden Prix de Rome-winnaar, 1899 en bij haar bereisde Hongaarse grootvader, de bekende zee- en portretschilder Oszkár Mendlik (1871-1963). Ook hij had een Prix de Rome gewonnen en in zijn geboorteland lovende kritieken gekregen. Van zijn olieverfschilderijen en etsen, kocht Koning Franz Josef er drie.
Oskar, die in Rome een atelierwoning had in het Palazzo Venezia, het gezantgebouw van de Dubbelmonarchie, en Julie ontmoetten elkaar in Rome. Nadat ze in Italië hadden kunnen werken, trouwden ze op 4 oktober 1900 in Amsterdam, het jaar daarop werd hun zoon, Eva’s vader, geboren. Julie maakte een mooi beeld van hem en in 1914, naast werk in opdracht, van haar geliefde man Oskar een bronzen buste. Eva rept niet over de familiebeelden. Zij is als engelachtig Meisje in nis, 1929, en vijf jaar later als Kind zich met kruik begietend vereeuwigd. “Het moet niet waar zijn, maar waar lijken,’ had Julies Frans-Nederlandse professor Leenhof, zwager van Manet, haar op de academie voorgehouden. Die opvatting spreekt uit de genoemde en andere werken die bij het aan Julie gewijde in memoriam in de Geïllustreerde Elsevier zijn opgenomen. Wellicht verklaart het mede de naturelle expressie van Eva Mendlik, wier werk nog verstilder is.


Rijksacademie en ENSAAD

Eva Mendlik reageert dat zij, net als haar grootmoeder, is opgeleid aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam en al jong beeldhouwer wilde worden. Ze zit kaarsrecht en lijkt ineens de hele kamer in beslag te nemen. Het was een andere tijd vertelt ze, die van de wederopbouw. Ze begint in 1947 bij icoon Professor Jan Bronner, van de eerste generatie van ‘De Groep’ of ‘Groep van de figuratieve abstractie’. Eva houdt niet van hokjes, maar dat neemt niet weg dat zij deel uitmaakt van dezelfde kunsthistorisch belangrijke stroming van – oorspronkelijk - de Rijksacademie. Die is in gang gezet door Louis Royer (1793-1868), directeur van de Rijksacademie, nog vóór Julie Mijnssen daar studeerde. Royer was met Rodin de inspirator van Bronner en Richard Nicolaüs Roland-Holst, schilder, tekenaar, etser, sinds 1926 directeur van de ‘Rijks’ en ook behorend tot die eerste generatie. Bronner (1881-1972) heeft de beeldhouwkunst in Nederland op de kaart gezet en wordt hier beschouwd als de grondlegger van de combinatie van beeldhouwen en architectuur, waaruit 'De Groep' voortkwam. Bronners opvolger Piet Esser, stimuleerde om vrije beelden, los van de architectuur, te maken en hoort, net als Eva, tot de tweede generatie van 'De Groep', de verbindende factor tussen figuratieve en abstracte kunst (van vooraanstaande kunstenaars). Het bezinnen op 'hoe het beeld in de ruimte staat en de verbeelding zich binnen de compositie verdraagt’ waren essentieel. Eva Mendliks oeuvre valt naast dat van groepsgenoten op als uitermate harmonisch en naar binnen gekeerd.
Na de Rijksacademie voltooiden zij en haar vrienden van de academie, Theresia van Pant en Johan Sterenberg, vanaf 1951 een soort master aan de École Nationale Supérieure d’Architecture et des Arts Décoratifs ENSAAD (nu ENSAAV, des Art Visuels). Daar liet Oscar Jespers ze steen hakken en bij de gipsopbouw de aandacht vestigen op de grote vorm èn de negatieve vorm, de ruimte die de volumes omsluiten. Die aandacht voor ruimte in de verbeelding is direct herkenbaar in Eva’s werk, dat een rustpunt vormt en nergens detoneert. Eva knikt.


Salzburg, Milaan, ‘De Groep’ in roerige tijden

Na de vraag hoe haar carrière verliep, kijkt ze alsof ze zich afvraagt, welke.. En dat, terwijl collega’s haar constante kwaliteit roemen. Eva werkte anderhalf jaar in Italië en Frankrijk. Zij en tijdgenoten uit de jaren '50 en '60 zagen de nieuwe Italiaanse beeldhouwkunst in Nederland. Oud-studenten van de academie, waaronder Jan Wolkers, Theresia en Eva zelf, werkten op de Sommerakademie van de monumentale beeldhouwer Giacomo Manzú in Salzburg. Eva werkte in Milaan door bij de in Bergamo geboren Manzú, eigenlijk Manzoni, die qua opvatting dicht bij Esser en ‘De groep’ bleef voor wat betreft de wisselwerking tussen kunst en ruimte (architectuur). ‘De Groep’ was niet, zoals 'De ploeg' of ‘Cobra’, gericht op gezamenlijk exposeren, vernieuwen en naamsbekendheid. De informele, door Bronner geïnspireerde stijlstroming zonder bestuur of statuten, werd van generatie op generatie doorgegeven. Toen de Rijksacademie rond 1989 onder 'postacademisch onderwijs' (soort postdoctoraal) kwam, viel die traditie voor beeldhouwkunst weg. Mede naar de opvatting van Sandberg, directeur van het Stedelijk Museum, zag men in die roerige tijd de Rijksacademie als 'bolwerk van figuratieve (vooroorlogse) kunst' en kwam er als tegenwicht o.a. Academie 63, (ateliers '63). Dit was vergelijkbaar met Aktie Tomaat die klassieke toneelvoorstellingen verstoorde, en voor muziek Aktie Notenkraker. Sommige kunstenaars zetten zich tegen het traditionele af om te experimenteren, o.a. Jan Wolkers, (schrijver van Horrible tango, over het Gazellenmeisje naar Hongaarse huisgenote), anderen, zoals Eva, werkten door, onberoerd. Er ontstond een schisma tussen figuratieven en abstracten. 'De Groep' kon voor beeldhouwers geen verbinding blijven tussen die twee, voor schilders wel (onafhankelijk realisme).


ARTI en oeuvre-catalogus

Eva werkte aan opdrachten voor particulieren, bedrijven en de overheid. Twee decennia later, in 2008, werd haar twee zalen van Arti et Amicitiae beslaande, intrigerende overzichtsexpositie aangekondigd als een expositie met de ontwikkeling in figuratieve kunst van de jaren ‘40 tot begin 21e eeuw. Eva heeft zich een halve eeuw als vakvrouw en doorleefde kunstenaar door niets laten meeslepen en is in haar penningen, reliëfs en monumentaal werk haar verstilling trouw gebleven. Tijmen van Grootheest, directeur van de Rietveld Academie, opende haar overzichtsexpositie in ‘Arti et Amicitiae’. Hier had Eva al in 1960 beelden, portretten en tekeningen had getoond. Deze kunstenaarsvereniging schreef dat de uitwerking van haar dieren en mensen varieert van gedetailleerd tot detail opgeroepen door massa en haar onderwerpen met zichzelf bezig zijn, in aandacht niet bij de toeschouwer. Bijvoorbeeld de lezende figuren, met ingetogen expressie en nooit meer dan een vage glimlach. Tijmen reflecteert: “Kijk, daar aan de rand van het veld staat de driestammige berk. Alleen. Bezig met voorbije seizoenen, koude, hitte of met wandelaars op het pad? Waarschijnlijk denkt hij niets. Bijna zo staar jij, stenen beeld, naar de lucht, indachtig. Als je ergens zit te lezen, is het zonder op te kijken. Je ziet ons niet.”. Een van Eva’s bekendste beelden staat permanent opgesteld in de schouwburg van Rotterdam als eerbetoon aan de markante acteur, regisseur, vertaler en toneelleider Ko Arnoldi. Dat beeld van Arnoldi, opgaand in een imaginaire wereld, stond eenmalig in Amsterdam tijden Eva's overzichtsexpositie.
In het decor van haar beelden vond ook de boekpresentatie van Eva Mendlik 80 jaar plaats. De door Peter en Ilonka van Es samengestelde catalogus toont veel, maar Eva is nog niet klaar, ook niet na de exposities in 2010 en 2011 in Arti, al zegt ze pijlsnel dat ze niet genoeg nieuw werk maakt, waar we om lachen. We genieten van wijn, de bereide maaltijd en onze ontmoeting tot in de avond. Haar vanzelfsprekende harmonische sfeer dringt, net als haar werk, diep door. Eva brengt me weg in de regen. Als de onverslijtbare jas die nog door haar moeder gemaakt is, opwaait, is ze als een vogel die twee werelden verbindt, de materiële en immateriële.


In GBV, van Sminiaweg 70, Aldtsjerk, exposeren Eva Mendlik en Heine Noordstra ‘Beelden & Grafiek’ van 9 november tot 5 december 2012 (www.GBV-artgallery.nl)


Gerhild Tóth-van Rooij schreef honderden kunstbeschouwingen, en monografieën over gerenommeerde Friese of Nederlandse kunstenaars voor o.a. Museum Smallingerland en, als eerste, de geschiedenis van FRIA, Friese vakvereniging voor beeldend kunstenaars, ontstaan tijdens de beschreven vernieuwingacties versus traditie.

Mostmagyarul!