
Sint Maarten wordt ook in Hongarije vereerd. George Raphael Donner, een specialist van meer dan levensgrote monumentale sculpturen, maakte een levendig ruiterstandbeeld van de heilige Martinus. Vroeger, rond 1735 moet het zelfs met engelen omgeven zijn. Het beeld staat in de dom van Bratislava/Pozsony, de vroegere hoofdstad van Hongarije. In Nederland zowel als in Hongarije zijn talloze Sint Maartenskerken en ook in Nederland is Martinus verbonden met een dom. Bonifacius wijdde de Dom van Utrecht aan deze heilige. Verder zijn vele kerken door het hele land aan hem gewijd en er zijn zelfs dorpen naar hem vernoemd.
Geboren in 'Hongarije'
De heilige die in zoveel liederen bezongen wordt, is afkomstig uit de plaats Savaria in de Romeinse provincie Pannonië (die nu grotendeels in Hongarije ligt). Vlakbij het klooster Szentmártonhegy (Sint Martinusberg) bij het tegenwoordige Szombathely kwam in het jaar 316 Martinus ter wereld. Martinus’ vader was een Romeins soldaat en zijn moeder kwam uit Rome. Martinus ging al jong, naar verluidt tegen de zin van zijn ouders in de leer bij de Rooms Katholieke Kerk. Hij diende ook al jong als soldaat, eerst onder keizer Constantinus, daarna onder Julianus. Martinus trok als ruiter met het Romeinse leger naar de stad Amiens in Frankrijk, zonder geld, met wapens, kleren en mondvoorraad. Dit is opgetekend door zijn vriend de geschiedschrijver Suplicius Severus.
Voor de stadspoorten in Amiens stond een bedelaar. Omdat hij daar aangekomen geen geld bij zich had, sneed Martinus met zijn zwaard de helft van zijn wollen rode soldatenmantel af. Hij mocht van het leger zijn kleding niet kwijtraken en door de helft te geven hielp hij de bedelaar zonder zich schuldig te maken aan verlies. Sint Maarten wordt vaak te paard afgebeeld terwijl hij met een zwaard zijn mantel doorsnijdt. Hij geeft de bedelaar ook van zijn mondvoorraad uit zijn zadeltassen en als kinderen op 11 november langs de deuren gaan symboliseren zij die bedelaar. Zij vragen aan de mensen net zo goed en gul te zijn als Sint Maarten dat als soldaat en kerkdienaar was.
Levensloop Sint Martinus
Op zijn achttiende verliet hij het leger en liet zich dopen door bisschop Hilarius in Poitiers, die hem opleidde tot duiveluitbanner in naam van de kerk. Eenmaal uitgeleerd keerde hij naar zijn geboorteland terug, waar hij niet kon werken, omdat men er te streng in de leer was. Daarop trok Martinus zich terug in een grot op het eiland Gallinaria voor de kust van Genua in Italië. Hilarius hoorde dat en haalde hem over om naar Ligugé te komen, omdat hij daar meer kon betekenen voor de mensen. Daar verwierf hij bekendheid en in 371 werd hij tot bisschop van Tours gekozen. Daarom wordt hij wel Martinus van Tours genoemd.
Maar verluidt wilde Maarten het ambt niet aanvaarden en verstopte hij zich in een ganzenhok. Daarom eet men in Hongarije (en elders in Midden-Europa) op 11 november ganzenvlees. De ganzen waren echter niet blij met deze indringer en maakten zoveel lawaai dat het volk hem kon vinden en Maarten zijn bestemming niet langer kon ontlopen.
Klooster
In het nabije Marmontier stichtte hij een klooster waar hij met 80 monniken ging wonen. Vanuit dit geestelijk, cultureel en maatschappelijk middelpunt in Gallië, middenin Frankrijk, reisden de monniken door Europa. Ook de bisschop reisde veel en zette zich altijd in om het lot van minder bedeelden te verzachten. In een tijd dat de kerkvorsten zich al te sterk op hun waardigheid lieten voorstaan – hun gezag steeg in de mate waarin het Romeinse Rijk verviel – bleef hij in monnikspij lopen. Toen Martinus aan het keizerlijk hof te Trier eens vroeg om de ketters minder streng aan te pakken viel hij in ongenade. Volgens verhalen en beschrijvingen verrichtte hij in Trier wonderen. Hij genas er o.a. een ziek meisje en wekte een gestorven kind weer tot leven. Dit leidde tot jaloezie, maar Sint Maarten zette zijn werk voort tot aan zijn dood. Op zijn tachtigste ging hij nog op inspectie bij de parochie Candes bij Tours. Ten gevolge van hevige koorts stierf hij in 397 op 81-jarige leeftijd, na een leven van hard werken.
Martinus, toen nog geen heilige, werd al vereerd. Zijn opvolger Brictio liet bovenop zijn graf een kapel bouwen. De toeloop was zo groot dat deze te klein leek. Bisschop Perpetuus van Tours gaf ruim zestig jaar na Martinus’ dood in 461 opdracht tot het bouwen van een grote kerk boven het graf. Eeuwenlang kwam men daarheen.
Toen de Noormannen Tours plunderden waren de stoffelijke resten al verstopt. Toen het gevaar geweken was, werden ze in 1321 weer plechtig bijgezet in de kerk. Bijna negen eeuwen na zijn geboorte was Sint Maarten nog steeds niet uit de herinnering verdwenen. Enkele eeuwen later, in 1562, hebben de Hugenoten, met hun afkeer van het Katholicisme zijn beenderen verstrooid. Maar ook daarna heeft men altijd de weg weten te vinden naar de in ‘Hongarije’ geboren heilige.
Als je in de eenentwintigste eeuw bij Marmontier in Tours aankomt, geven grote borden aan dat Sint Martinus hier ooit leefde. Het door deze bisschop gestichte klooster is opengesteld voor bezoekers. De mantel van Sint Maarten was voor Franse koningen een relikwie dat hen in oorlogstijd moest verzekeren van de overwinning. Koning Clovis I riep Sint Martinus uit tot beschermheilige van Frankrijk.
Naast de wereldse koningen eerden ook geestelijke koningen hem. De van 498 tot 515 regerende Paus Symachus bouwde op de berg Esquilinus een Martinuskerk en het Vaticaan heeft een klooster gewijd aan deze heilige. Al in de Middeleeuwen was de naamdag Sint Maarten op 11-11 een (verplicht) feest, men mocht die dag niet werken. Doordat Sint Maarten evenals veel monniken uit zijn klooster zijn hele leven reisde, werd hij eveneens de beschermheilige van de bedelaars en de patroon van alle reizigers en rondtrekkende kooplui, herders en hun vee. De Bisschop van Tours opende de deur voor ieder die om hulp vroeg.
Door Europa reizende kooplieden die koud en moe waren, voelden zich verwarmd door de naam van deze Midden-Europese/Romeinse heilige te noemen. Kinderen vieren St. Maarten symbolisch alsof zij de arme man zijn die het koud heeft en honger lijdt. De lichtjes branden voor hem. Vroeger gingen Sint Maartensliedjes over appels, peren en spekpannekoeken. Dit doet denken aan het Germaanse offerfeest waarbij de goden worden bedankt voor de oogst van het afgelopen jaar.
11 november
De lichtjes op 11 november komen van Allerheiligen, vertelt een van de vele geschriften over Sint Maarten. Paus Gregorius XII vond in 1582 uit dat de kalender niet klopte, men telde 365 dagen, maar de aarde heeft 6 uur en enkele minuten meer nodig om om de zon te draaien. Het schrikkeljaar lost alleen de uren op. De minuten werden daarbij niet opgelost. Toen men ontdekte dat de kalender 11 dagen achter liep veranderde men 1 november in 11 november en werden de Allerheiligen-lichtjes die van Sint Maarten.
Een ander verhaal is dat St. Maarten zijn ezel kwijt was en de mensen mee hielpen zoeken met lichtjes. Rook, vuur, brand wordt gezongen bij St. Maartensvuren die vroeger vaker gestookt werden om boze geesten te verjagen. De rommelpot was een muziekinstrument gemaakt van een varkensblaas over een aardewerken kom, met middenin een rietstengel erdoor gestoken. Ik zag tijdens een Dansfestivalvoorstelling in Hongarije bij een Donaudansgroep dit instrument nog in gebruik. Door met twee natte vingers langs die stengel te strijken kreeg men een eentonig dof geluid. Kipkapkogel, zong men vroeger in het Noorden van Nederland. Men doelde op de kap van de monnik of bisschop en de ‘vogel met ‘n rood rokje op ‘n fledderen stokje’ is ook te verklaren.
Martinus was in zijn jeugd soldaat in het Romeinse leger en de Romeinse oorlogsgod Mars werd vergezeld van een specht die een rode vlek heeft onder zijn staart. De vlier of fledder is een heilige boom, waar de geest van de voorouders in woonde.

Foto 2017, Rob van Loon/Bahadir Kocer
Hongarije
Ook in Hongarije viert men Sint Maarten. Traditioneel is 11 november de afsluiting van het oogstjaar en op deze dag proeft men de eerste wijn. In het openluchtmuseum te Szentendre sluit men in de winter de deuren na een uitgebreid Sint Maartensfeest, met o.a. in het vuur gebakken appels en aardappelen. De gulheid wat betreft voedsel delen en meeleven viel mij vaak op tijdens mijn verblijf bij Hongaren. Het beeld past voor mij bij Sint Maarten, Martin of Martinus, waarbij kinderen anders dan bij Sinterklaas of Kerstman zelf erop uit moeten door de kou om te delen in de gaven.
Gerhild Tóth-van Rooij