Geologie van Hongarije
Aaike van Oord
Het gebied waar meer dan 1000 jaar geleden vanuit het oosten de eerste Hongaren arriveerden heeft aan vrijwel alle kanten natuurlijke grenzen. De Alpen in het westen, de Karpatenboog in het noorden en oosten en het Dinarisch gebergte in het zuiden. Dit opvallend duidelijk begrensde gebied vormt al miljoenen jaren een bijzonder interessante vlakte. Het gebied heeft zelf bijvoorbeeld een lange reis naar het oosten gemaakt en de bodem is hier al ongeveer 7 kilometer ‘gedaald’. Tijd voor een uitweiding over de geologie van Hongarije.
Hoog en laag
Voor de oorsprong van Hongarije en het Pannoonse bekken (de geologische naam voor dit lage gebied binnen de Karpatenboog) moeten we terug gaan naar de tijd voor het Krijt, zo’n 140 miljoen jaar geleden. Nog voor het Krijt zijn de gesteenten ontstaan waar het bekken nu uit bestaat. Vanaf het Krijt is de Adriatische ‘microplaat’, een afgebroken stuk van de Afrikaanse plaat, naar het noorden geschoven en tegen Europa aan gebotst. Tijdens de vorming van de Alpen die door deze botsing zijn ontstaan, is een deel van de Euraziatische plaat afgebroken en oostwaarts uit deze botsingszone geperst. Dit werd de Pannoonse microplaat. De microplaat botste op zijn beurt in oostelijke richting tegen andere delen van de Euraziatische plaat met de Karpatenboog als gevolg.Er is dus nogal wat geduwd en vooral getrokken aan deze Pannoonse microplaat. Het gevolg hiervan is dat het hele Pannoonse bekken doorkliefd is met breuken en dat er tot vandaag de dag kleine aardbevingen worden gemeten door geheel Hongarije. Alle lage en hoge delen van Hongarije zijn allemaal aparte delen van het verbrokkelde bekken. Sommige delen zijn omhoog gedrukt, terwijl andere delen (de meeste) juist langzaam dalen.
De laatste tientallen miljoenen jaren zijn de lage delen, tijdens het dalen, meteen opgevuld met zogenoemde afbraakmaterialen van de net gevormde bergen. Van de Alpen en de Karpaten dus. De Donau, de Tisza en andere kleine rivieren namen dat erosiemateriaal mee en legden het overal in het bekken neer. Ook vandaag de dag nog is dit proces aan de gang. Dit leverde heel vlakke landschappen op. In de loop van de miljoenen jaren is de laag sediment op sommige plaatsen al meer dan 7 kilometer dik. De lagere heuvels die je vaak kan vinden in de lage gebieden zijn het gevolg van het transport van löss door de wind tijdens de ijstijden in de laatste miljoen jaar.
De delen die juist oprezen, zoals de Mecsek, Bakony en de noordelijke bergen en heuvels, eroderen constant. Onder andere doordat het weer en begroeiing gesteenten langzaam afbreken. In deze kleine gebergten is het daarom mogelijk de oude gesteenten te vinden die op grotere diepte hebben gezeten en nu bloot zijn komen te liggen.
Vulkanisme en warm water
Door het vele rekken van de aardkorst onder het Pannoonse bekken is deze relatief dun geworden. Er is een hoge geothermische gradiënt, waardoor de bodem relatief warm is. Het grondwater kan hierdoor ook erg warm worden. De breuken zorgen ervoor dat dit warme water gemakkelijk een uitweg naar buiten weet te vinden. Een dergelijke breuk loopt (dwars) door Boedapest. Langs Gellért hegy, langs de burchtheuvel en door Óbuda. De breuk is overduidelijk zichtbaar in het hoogteverschil tussen Buda en Pest, respectievelijk een relatief stijgend en relatief dalend deel van de aardkorst. De bronnen bij Gellért kennen we allemaal van het beroemde badhuis dat er nu bovenop staat. In Óbuda hadden de Romeinen al waterbronnen ontdekt en er de hoofdstad van ‘Beneden Pannonia’ gebouwd, Aquincum. Er zijn in Óbuda zelfs vondsten uit de oude steentijd bekend. Een andere bekende bron is die van Héviz.Het warme water is na 1867 meer aan het oppervlakte gekomen in Hongarije dan ooit tevoren. Er vonden vanaf die tijd systematisch door het land olieboringen plaats. Er werd wel olie aangetroffen, maar vaak slechts water. Na afloop liet men vaak een onnatuurlijke (warm)waterbron achter. Sommige zijn in enkele decennia wereldberoemd en echte toeristentrekkers geworden, zoals die bij Egerszalók (sinds 1961) en Hajdúszoboszló (sinds 1925).
Een ander effect van de hoge geothermische gradiënt is het feit dat gesteente kan smelten door de grote hitte in de aardkorst. Ook deze magma kon zich een weg vinden naar boven via de vele breuken in het Pannoonse bekken. Duizenden uitbarstingen hebben, vooral in het Plioceen (tot zo’n anderhalf miljoen jaar geleden), vele vulkanen en lagen basalt, een uitvloeiingsgesteente, gevormd. Iedereen kent wel de vulkanen met de prachtige basaltzuilen rond het Balatonmeer: Badacsony, het gehele schiereiland Tihany, Somló, Sághegy, Halomhegy, Feketehegy, Szent Györgyhegy en natuurlijk Hegyestü. Maar er zijn er vele meer.
Rijkdommen
De geologie van Hongarije uit zich niet alleen in allerlei landschappelijke vormen, maar zeker ook in economische rijkdommen en mooie fossielen en mineralen. Vooral in de opgeheven, omhooggekomen, gebieden, waar de oudere gesteenten zijn blootgelegd, kunnen bijzondere dingen worden gevonden.Er is een groot aantal plaatsen waar mensen mineralen en kristallen verzamelen. Hiervoor moet je op zoek naar (oude) mijnen en groeven, zoals bij Rudabánya, Gyöngyös, Erdõbénye, Urkút, Eplény en Dunabogdány. Voor 1920, toen de grenzen anders waren, was Hongarije een van de grote delfstoffenproducenten in Europa. IJzer, koper en andere metalen. Zeker ook goud en zilver waren toen in Hongarije veel te vinden. Later is Hongarije ook een belangrijke bauxietexporteur geweest. Deze ertsen zijn voor geologen zichtbaar als mineralen en soms prachtige kristallen. In Miskolc, in het Herman Ottó Múzeum, is een mooie collectie te zien. Ook het museum van Dr. Benkõ Géza in Kaposvár is zeer de moeite waard.
Andere verzamelaars zoeken naar fossielen. Door heel Hongarije zijn vindplaatsen bekend. Ze zijn niet dicht bezaaid, maar wel zeer divers. Er is in (het huidige) Hongarije zelfs een aantal hele bijzondere vondsten gedaan, zoals de Magyarosaurus dacus (een plantenetende dinosaurus uit het Krijt), de placochelys (zwemmend reptiel uit het Trias), de fossielen en voetafdrukken van Ipolytarnóc (fossielen van mangroven, stranden en zeeën uit het Mioceen) en bijvoorbeeld ook het fossiel van de Rudapithecus hungaricus (een primaat uit het Mioceen, gevonden in Rudabánya). Dit soort speciale vondsten kunnen wij zelf nauwelijks opsporen. Maar er zijn vele vindplaatsen van andere fossielen. In het noorden van de Bakony heuvels zijn veel Krijt gesteenten, kalksteen, waarin fossielen zitten. In Pénzesgyõr kunnen muntvormige fossieltjes, numulieten, in de versgeploegde akkers worden gevonden. De naam van het dorp is dan ook deels afkomstig van deze fossieltjes. In de omgeving van Zirc zijn verder vindplaatsen van ammonieten (ronde schelpen van uitgestorven inktvissen) en zee-egels, koralen en belemnieten (een andere soort inktvissen). Ook in de heuvels van Bükk en Zemplén kunnen veel verschillende fossielen worden gevonden.
Interessant
Op een aantal plaatsen is ook moeite gedaan om leken iets meer te vertellen over de geologie van Hongarije. Aan de voet van de Hegyestü, bij Monoszló, bijvoorbeeld is een collectie van alle gesteenten van Hongarije te zien in de vorm van zo’n dertig rotsblokken die daar bij elkaar zijn neergelegd. Ook het beschermde fossielengebied rond Ipolytarnóc, en de prachtige grotten van Aggtelek zijn makkelijk toegankelijk voor jong en oud.Als u meer wilt weten over al de geologische fenomenen in Hongarije kunt u ook een bezoekje brengen aan MAFI in Boedapest. Dit is het Hongaarse Geologische Instituut (Magyar Állami Földtani Intézet). Ze huizen in een prachtig Jugendstil-gebouw van Ödön Lechner aan de Stefánia út. Het aardige is dat in dit instituut - gratis toegankelijk - een vaste presentatie is te zien van alle Hongaarse geologische fenomenen. Het oogt wellicht een beetje stoffig, maar het gebouw alleen al is de moeite van een bezoek meer dan waard. Voor meer geologische literatuur en kaarten kunt u overigens ook uitstekend terecht in de bibliotheek van het MAFI.
Terminologie
Bekken = een veelal actief dalend en laag gebied tussen hogere gebieden in, bijvoorbeeld gebergten. Het wordt opgevuld met het erosiemateriaal van de hogere gebieden.Geothermische gradiënt = de mate waarin de temperatuur in de aardkorst toeneemt met de diepte. Gemiddeld is dat 3o per 100 meter.Löss = fijn sediment, veelal door de wind verplaatst, met een korrelgrootte tussen die van zand en klei in.Plaat = een deel van de aardkorst omgeven door breuken en los van andere platen. Synoniem is aardschol. Langs randen van platen kunnen delen van de plaat los zitten van de hoofdplaat. Dit zijn zogenaamde microplaten.Primaat = een aapachtige of zelfs een evolutionaire voorloper van de mens.Uitvloeiingsgesteente = gesteente gevormd uit vormen van lava.Tijdstabel (groter overzicht)Kwartair 1,8 – 0 MaNeogeen 23 – 1,8 MaPaleogeen 65 – 23 MaKrijt 144 – 65 MaJura 200 – 144 MaTrias 250 – 200 MaMa is miljoen jaar (Mega annum)