Hongaarse filosoof Ágnes Heller: “Ik ben geen nationalist maar een Hongaarse patriot”.

 

Ágnes Heller

Tijdens de herfst van 2002 rolde voor het eerst het tweetalige magazine Most Magyarul bij mij in de brievenbus. Ik was net begonnen met Hongaarse les bij Edwin van Schie en was zeer nieuwsgierig naar alles wat met Hongarije te maken had. Op de voorkant van nummer 20 stond een mooie foto van mijn favoriete brug in Boedapest, de Vrijheidsbrug. Het eerste artikel dat ik las was een recensie van het boek “Ágnes Heller, het levensverhaal van de Hongaars-Joodse filosofe”. Ik besloot dit boek te lezen en zo kwam ik via het levensverhaal van Holocaust overlevende Heller veel te weten over een zeer bewogen periode uit de geschiedenis van Hongarije en Midden Europa. Ook bleek uit haar boek dat zij zich als geëngageerde Hongaarse filosofe altijd heeft gemengd in het politieke debat ook al was dat onder het communistische regime erg riskant.


Toevallig stond in dat nummer van Most Magyarul! ook een Taalpraatje van Edwin van Schie over de inhoud van de begrippen rechts en links in het Hongaarse spraakgebruik en in het Hongaarse politieke klimaat. Zo was voor mij meteen de toon gezet ten aanzien van twee belangrijke aspecten van de Hongaarse cultuur en geschiedenis.

Ik las meer boeken over de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog In Hongarije, zoals een  aangrijpende roman van de Joods-Hongaarse literator en journalist Béla Zsolt. In “Negen Koffers” beschrijft deze zijn lotgevallen als dwangarbeider en zijn uiteindelijke redding door de zogenaamde Kasztneractie. De Joods-Hongaarse journalist Rezsö Kasztner slaagde er in om 1685 vrijgekochte Hongaarse joden via een treintransport in veiligheid te brengen in Zwitserland. Ook las ik over de acties van de Zweedse diplomaat Raoul Wallenberg en van de Spaanse diplomaat Ángel Sanz Briz, die er beiden in slaagden om duizenden joden te redden.


Ágnes Heller in Nederland

Onlangs vernam ik dat de inmiddels 88 jarige Ágnes Heller naar Nederland zou komen om deel te nemen aan een debat georganiseerd door kunst-, politiek en cultuurcentrum de Balie te Amsterdam in samenwerking met het Joods Historisch museum en de Hongaarse ambassade. Aanleiding was een expositie over Joods-Hongaarse avantgarde kunstenaars uit de vorige eeuw. Ik besloot onmiddellijk dat ik dit debat wilde bijwonen.

Ik wist dat Ágnes Heller na een lange periode van ballingschap een paar jaar geleden was teruggekeerd in Hongarije en dat zij opnieuw scherp werd aangevallen door de huidige machthebbers vanwege haar kritische opstelling ten opzichte van het regeringsbeleid. Dit keer werd ze niet voor klassenvijand uitgemaakt zoals vroeger door de communisten, maar voor landverrader.

In een belangwekkend interview van 12 december 2016 in Vrij Nederland gaf ze haar visie op de huidige situatie en vertelde ze dat Hongaarse filosofen regelmatig onder vuur liggen omdat zij zich sinds de Eerste Wereldoorlog geëngageerd hebben opgesteld ten aanzien van de politiek in hun land.

 

Inleiding

Het debat in de Balie op 10 september werd geafficheerd als “The Jewish Avant-Garde in Hungary” en had als thema “Nationalisme en Antisemitisme in Midden Europa van de twintigste eeuw tot heden”.

Jöel Cahen, voormalig directeur van het Joods Historisch Museum, hield een inleiding over het artistieke klimaat in Hongarije in de vorige eeuw.

Daarna ging Ágnes Heller het gesprek aan met de socioloog Ándrás Kovács en met de historicus Ferenc Laczó.

Voor een kort overzicht van hun werkzaamheden en deskundigheden verwijs ik u naar de informatie box bij dit artikel.

De gespreksleiding was in handen van kunsthistoricus en televisiemaker Lennart Booij.

Het was Jöel Cahen als organisator van de expositie van “Fauvisme naar Surrealisme: Joodse avant-garde kunstenaars uit Hongarije”, het opgevallen dat uit de getoonde kunstwerken een boeiend verhaal naar voren kwam over het artistieke klimaat in het Hongarije van de twintigste eeuw.

Aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw bloeide het intellectuele en het artistieke leven in Hongarije. Joodse kunstenaars oriënteerden zich op de landen om hen heen en experimenteerden met verschillende stijlen zoals het Fauvisme, Kubisme,  Futurisme, Expressionisme en Constructivisme. Tijdens de twintiger jaren kwam onder het conservatieve regime van Miklós Horthy het antisemitisme op (in Hongarije werden 20 anti-Joodse wetten uitgevaardigd) en de meeste progressieve kunstenaars namen de wijk naar de omliggende wereldsteden zoals Parijs, Wenen en Berlijn. Het vijandige klimaat kreeg zijn climax tijdens het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog toen 400.000 joodse Hongaren werden afgevoerd naar vernietigingskampen.

Wat Cahen het meest intrigeerde is het paradoxale gegeven dat de negentien avant-garde kunstenaars van de expositie, op éen na, na de oorlog allemaal terugkeerden naar Hongarije. Blijkbaar voelden zij een bijzonder sterke band met hun land van herkomst, die meestal maar één of twee generaties terug ging.

 

Het debat

Vervolgens ontspon zich een debat tussen Heller, Kovács en Láczó, dat eigenlijk meer het karakter van een gesprek had. Er waren geen grote tegenstellingen, men vulde elkaar aan of gaf andere nuances. Daarbij viel op dat Kovács en Laczó vaak in algemene termen spraken en feitelijke gegevens naar voren brachten, terwijl Hellers bijdragen meer gevoed leken door eigen ervaringen. Misschien kwam het ook daardoor dat haar uitspraken regelmatig een soort instemmende resonans in het publiek lieten weerklinken. Als zij iets zegt klinkt het altijd strijdbaar en doorleefd.

 

Antisemitisme en nationalisme

Aansluitend op de inleiding van Cahen bevestigt Kovács dat in Boedapest ook nu nog een grote joodse gemeenschap woont. Hij schat het aantal inwoners met een joodse identiteit op ongeveer 100.00 personen en het is in omvang de derde joodse gemeenschap in Europa).

Als jood kun je in Boedapest redelijk onbedreigd je cultuur en godsdienst beleven en uitdragen. Problematischer wordt het als je erkenning zoekt voor het lot van de joden in de Tweede Wereldoorlog. Ágnes Heller benadrukt dat de Holocaust een zo onverbrekelijk deel is geworden van de joodse identiteitsbeleving dat men hier niet omheen kan. Zij vindt dat het koesteren van herinneringen belangrijk is voor burgers. De herinneringen aan de twee grote ontsporingen ten opzichte van de menselijkheid, de Holocaust en de Goelag, moeten altijd bewaard blijven.

 

Onlangs zijn dan ook protesten en conflicten ontstaan rond de wijze waarop de Fidesz regering een nationaal herdenkingsmonument op het Vrijheidsplein in Boedapest heeft ingevuld. “Door de symboliek van het monument wordt geprobeerd de Hongaarse natie als slachtoffer te framen en zo de rol van de Hongaarse hulp aan Nazi-Duitsland af te zwakken”, aldus de kritiek van de joodse gemeenschap. Deze spanningen zijn echter niet te vergelijken met de situatie voor de Eerste Wereldoorlog toen de anti-Joodse wetten werden ingevoerd en er allerlei beperkingen waren voor joden om deel te nemen aan het openbare leven.

Wel is het zo dat antisemitische en racistische sentimenten en uitlatingen door de komst van het internet toe zijn genomen, aldus Láczó. Waar men aanvankelijk aanvoelde dat zulke ideeën na de Holocaust niet langer sociaal aanvaardbaar waren is nu door de anonimiteit op het internet de drempel voor zulke uitingen een stuk lager geworden. Ook zigeuners zijn soms het mikpunt van racistische taal en acties, zeker nu de rechtsextremistische partij Jobbik zich van een radikale retoriek bedient.

De regering Orbán weet door suggestieve omschrijvingen te appelleren aan oude vooroordelen die leven bij dat deel van de bevolking dat het economisch slecht heeft. Men speelt in op hun angst en wijst groepen als vluchtelingen aan als oorzaak van hun ellende. Een voorbeeld is de campagne tegen de joodse zakenman en filantroop George Soros, die zich kritisch heeft uitgelaten over het Hongaarse vluchtelingenbeleid en daarom voor kosmopoliet en communistische agent wordt uitgemaakt.

  

Cultureel klimaat

Volgens Láczó is er nog steeds een bloeiend cultureel klimaat in Boedapest maar de behoudend-nationalistische tendens vanuit de overheid wordt steeds sterker. Vernieuwende activiteiten worden regelmatig afgeremd en gefrustreerd. Er wordt een eenzijdige definitie opgelegd van wat de Hongaarse identiteit is. In die zin is er wel een parallel te trekken met de periode waarin de Hongaarse avant-garde kunstenaars zich gedwongen voelden om Hongarije te verlaten omdat progressieve ideeën verdacht werden.

Agnes Heller betoogt dat de overgang van een standenmaatschappij naar een massamaatschappij belangrijk is geweest in Hongarije. In een standenmaatschappij heeft iedere groep zijn eigen verhalen en herinneringen over het verleden. Er is sprake van diversiteit. Toen de communisten aan de macht kwamen probeerden zij een massamaatschappij te creëren. Iedereen moest dezelfde herinneringen hebben aan het verleden volgens de ideologie van de staat. Dit heeft in Hongarije veel kwaad gedaan voor het onafhankelijke denken.

 

Conclusie

Conclusie kan zijn dat er wel raakvlakken zijn tussen de periode waarin de Joods-Hongaarse avant-gardisten leefden en de huidige tijd. Ook nu staan vernieuwing en de internationale oriëntatie onder druk en wordt kritisch en onafhankelijk denken verdacht gemaakt. Er zijn gelukkig ook nog flinke verschillen als men kijkt naar de positie van de joodse gemeenschap nu in Boedapest.

 

Napraten met Ágnes Heller

Na afloop van het officiële deel van de avond kreeg ik de gelegenheid om Ágnes Heller een paar vragen voor te leggen. Bijzonder, omdat ik me kon voorstellen dat ze na haar reis naar Holland en zo’n intensieve avond aan wat rust toe was.

In het interview in Vrij Nederland kwam naar aanleiding van het toegenomen nationalisme ter sprake  dat zij zelf ook nationalistische gevoelens heeft.

Ze corrigeerde dit citaat en vertelde dat ze geen nationalist is maar een patriot. Ze zei toen dat ze een patriot was dat ze trots was op bijzondere prestaties van haar land en zijn burgers.

Heller gelooft niet dat Victor Orbán antisemitische denkbeelden heeft, wel denkt ze dat hij vooral uit is op macht en dat zijn retoriek een middel is om kiezers aan zijn kant te krijgen. Met macht is het zo gesteld, zegt ze, dat je er steeds meer van wilt en dat alles wat je doet daaraan ondergeschikt wordt.

Op mijn vraag of ze van plan is in Hongarije te blijven terwijl de regering haar voor landverrader uitmaakt, antwoordde ze dat de scherpe kritiek op haar standpunten bewijst dat ze invloed heeft. Zolang ze invloed kan hebben vindt ze haar verblijf in Hongarije zinvol.

Daarmee illustreerde ze voor mij de paradox van Jöel Cahen dat veel joden na de Tweede Wereldoorlog terugkeerden naar Hongarije terwijl daar de Joodse inwoners zo onmenselijk waren behandeld. Ook Ágnes Heller kwam terug, zelfs op hoge leeftijd, en wil weer een rol van betekenis in haar vaderland spelen. Je kunt kritisch zijn op het beleid van de overheid en toch van je land houden.

Ik voel respect voor haar als onafhankelijke denker en als strijdbare Hongaarse en wens haar toe dat ze nog een rol van betekenis kan blijven spelen in Hongarije.


Gerard Wesselius


PS Ágnes Heller was op 14 april 2019 nog te gast bij de Hongaarse Salon in Amsterdam, maar overleed op 19 juli 2019.

Mostmagyarul!