Tot ziens in de hemel
Lezend in het pas verschenen boek “Tot ziens in de hemel” van Ferenc Schneiders, heb ik antwoord gekregen op veel vragen. Vragen die ik mijzelf, als in Nederland wonende Hongaar, regelmatig stel. Wat is Hongaars in mij? Welke eigenschappen maken mij anders dan een Nederlander en waar komen die eigenschappen vandaan? Het antwoord is verrassend: zij stammen uit zeer oude tijden, toen zelfs mijn grootvader nog niet geboren was. Uit de eeuwendurende onderdrukking van Hongarije, uit het trauma veroorzaakt door het reusachtige gebiedsverlies. Dit heeft een nationale trots en verlangen naar vrijheid opgeroepen in de Hongaren, die onuitwisbaar in ons voortleven.
Het boek is een maatschappelijke, politieke en historische beschrijving, maar daarnaast nog veel meer. Het begin van het boek is als de eerste minuten van een Hollywood film: een zoon, de schrijver, ordent na de dood van zijn ouders de nalatenschap en leert hen daardoor stap voor stap steeds beter kennen. Beter dan tijdens hun leven. In de nalatenschap treft hij een onvoorstelbare hoeveelheid artikelen, brieven en foto’s aan daterend vanaf 1925 die hij daarvoor nog nooit had gezien. Tijdens het doornemen hiervan dringen duizelingwekkende geheimen tot hem door die zijn ouders nooit met hun kinderen of wie dan ook hadden gedeeld, om het ideale beeld van het gezin niet te verstoren.
In de twintiger jaren, bij het begin van het verhaal, is zijn moeder Erzsébet de zelfbewuste en trotse dochter van een bemiddelde bourgeois uit Budapest, en zijn vader Frans een elegante Nederlandse journalist. Het toeval brengt hen samen, iets wat zij later hun gehele leven lang beschouwen als de voorzienigheid van God. Hier komt ook de titel van het boek vandaan. Zij zijn ervan overtuigd elkaar na hun dood in de hemel terug te zien.
Hun ontmoeting in Budapest is liefde op het eerste gezicht. Binnen enkele dagen beslissen ze te trouwen, daarna zien ze elkaar 8 maanden niet omdat Frans terug moet naar Nederland.
Volgens een oud gezegde is afstand voor de liefde als wind voor een vuur. Een kleine liefde wordt erdoor aangestoken, een grote liefde wordt tot een onuitblusbare vuurzee. Een bijna dagelijkse briefwisseling komt op gang. Zij verloven zich per telefoon. De vader van Erzsébet schuift de ring, die Frans opgestuurd heeft, aan de vinger van zijn dochter. Na lange voorbereidingen ontmoeten zij elkaar weer op hun trouwdag. Zo begint hun gelukkige huwelijk, dat 35 jaar zal duren tot de dood van Frans.
We krijgen ook inzicht in de cultuurverschillen, onder meer als we de gedachten lezen van de zoon Ferenc. Al op zijn achtste had hij genoeg van de Hongaarse gewoonten. Bijvoorbeeld dat je na de maaltijd niet zomaar wegloopt maar je Moeder, aan het hoofd van de tafel, met een handkus bedankt voor het lekkere eten. Iets wat voor Nederlandse kinderen niet voor te stellen is. Of dat je je moeder natuurlijk nooit, zelfs niet per ongeluk, aan spreekt met jij.
Tijdens Erzsébets kinderjaren in Hongarije waren de Oostenrijks-Hongaarse beleefdheidsformules nog een belangrijk onderdeel van de opvoeding: de handkus, het aanspreken met U, de welgemanierdheid jegens dames. Hiermee, of eigenlijk met het gebrek hieraan, krijgt Erzsébet te maken als ze met Frans naar Nederland verhuist. Tot haar verrassing merkt ze dat deze gebruiken ouderwets gevonden worden en totaal niet meer in gebruik zijn.
We lezen niet alleen over de liefde van Frans voor Erzsébet maar ook over zijn bewondering en liefde voor Hongarije. Als journalist schrijft hij series artikelen over het zware lot van Hongarije. Hij leert vloeiend Hongaars en draagt de Hongaarse zaak zijn leven lang een warm hart toe. Ferenc, de zoon en schrijver, citeert in het boek letterlijk artikelen uit de nalatenschap die hij zorgvuldig geordend en gerangschikt had aangetroffen. Uit deze teksten blijkt duidelijk de ontgoocheling of liever gezegd, de woede die Frans voelde over het sombere lot van Hongarije.
We kunnen lezen over de omstandigheden tijdens de oorlog. Samen met bewoners van de stad schuilen we in kelders en rioolgangen, en we zien hoe het ooit zo verlichte en rijke Budapest, het tweede Parijs van Europa, verandert in een verwoeste, hongerende, angstige stad. We volgen de problemen vanaf de Tweede wereldoorlog, het leven van alledag wordt bepaald door het stokken van de voedselvoorziening, de geldontwaarding en de onderdrukking. Het balanceren tussen twee landen en de pogingen van Erzsébet om contact te leggen met de familie in Hongarije maken dit alles veel persoonlijker en menselijker. Dit wordt nog duidelijker door de vele illustraties, foto’s en krantenartikelen in het boek.
Frans zelf beschrijft zijn liefde voor Hongarije na een nacht vol zigeunermuziek als volgt: “Aan deze uren bij Hongaarsche wijn en Hongaarsche muziek danken wij de aangenaamste herinneringen aan dit vriendelijke land. En als wij ’s nachts naar huis gaan, zingt in ons de stilte van de puszta.”
Liefde, oorlog, ideologie, familie, de ontmoeting tussen twee culturen en geschiedenis. Een complex beeld van een stormachtige eeuw, waarvan je hoopt dat je aan het eind de stilte van de puszta kunt horen tot in de hemel.
Geschreven door Nikolett Törteli, vertaald door Wim Kersbergen