Felvidék - Gotische pracht in Oost-Slowakije · 2004

(Felvidék, ofwel Opper-Hongarije is het vroegere Hongaarse deel van het huidige Slowakije)

Aangezien het deel van Hongarije dat overbleef op grond van het na de Eerste Wereldoorlog gesloten verdrag van Trianon, grotendeels overeenkomt met het gebied waar de Turken heersten, kan men voor Hongaarse voorbeelden van romaanse, gotische of renaissancekunst beter naar Transsylvanië of Slowakije gaan. Wat de belangrijkste voorbeelden van gotische kerkbouwkunst betreft, ook deze zijn voornamelijk te vinden in het huidige Slowakije in steden als Bratislava, Kosice, Levoca, Bardejov of in Transsylvanië (nu deel van Roemenië) in o.a. Cluj-Napoca, Brasov, Sighisoara, Medias, Sibiu.

In dit artikel zal ik de Slowaakse gotiek behandelen, in het bijzonder enkele gotische kerken in oostelijk Slowakije die tot monument zijn uitgeroepen. Voordien echter wil ik de lezers er op attent maken dat Slowakije (tot voor kort Tsjechoslowakije) slechts sinds het verdrag van Trianon in 1920 als onafhankelijk land bestaat. Voordien vormde het huidige Slowakije het noordelijk deel van Hongarije dat Felvidék (Opper-Hongarije) werd genoemd, deels vanwege de noordelijke ligging, deels vanwege het overwegend bergachtige karakter van het gebied. Wat de bevolking betreft, in zuidelijk Felvidék woonden voornamelijk Hongaren terwijl het noorden werd bevolkt door Slowaken. In de huidige hoofdstad Bratislava (Hongaars: Pozsony), in de mijnsteden alsmede in de noordelijke streek Spiš (Hongaars: Szepesség) vormden de Duitsers een meerderheid en speelden in het algemeen een doorslaggevende rol in de architectuur van de steden. In Oost-Slowakije woonden ook Roethenen maar niet zozeer in de steden.


Vandaag de dag is de etnische samenstelling van de bevolking in aanzienlijke mate veranderd: het Hongaarse aandeel is geslonken, maar de Hongaarse aanwezigheid in Zuid-Slowakije is nog altijd aanzienlijk, terwijl Duitsers daar juist bijna helemaal niet meer te vinden zijn. Van de Hongaren die niet zijn gedeporteerd na de oorlog of niet vrijwillig het land hebben verlaten, zijn velen opgegaan in de Slowaakse bevolking. De assimilatie werd bevorderd – in tegenstelling tot de situatie in Transsylvanië – door het feit dat Slowaken hetzelfde geloof hebben als Hongaren: overwegend rooms-katholiek en in mindere mate evangelisch of gereformeerd. Opper-Hongarije was in de Middeleeuwen een van de rijkste gebieden van Europa. Hier werd de grootste hoeveelheid zilver van Europa gedolven en ook de goudvondsten behoorden tot de grootste van het continent. Dit verklaart de weelderig versierde middeleeuwse gebouwen in de steden in Opper-Hongarije en in het bijzonder in de mijnsteden in het midden van Slowakije. Maar ook in Oost-Slowakije zijn prachtige steden te vinden. Aan het eind van de zeventiende eeuw vermeld-de koning Leopold I bijvoorbeeld de dom van Kosice als mooiste kerk van Hongarije. Toeristen die vandaag de dag een bezoek brengen aan Oost-Slowakije, zullen ervaren dat er zeer weinig auto’s uit het Westen te zien zijn, ook al zijn de wegen goed, liggen de prijzen lager dan in Hongarije en is reizen er goedkoper. Wel is het zo dat Slowakije vanaf de zomer van 2003 bezig is aan een inhaalslag: door de prijzen van benzine, diensten en producten te verhogen, zoekt het land ‘aansluiting’ bij Europa.

Tijdens het communisme was ook in Slowakije alles grauw en werd een groot deel van de monumenten verwaarloosd maar na de omwenteling bloeiden de stadscentra plotseling op. Een bijzonder mooi voorbeeld hiervan is Kosice (Hongaars: Kassa) waar de toenmalige burgemeester Rudolf Schuster, de huidige president van Slowakije, een belangrijke rol speelde bij het opknappen van de stad. Overigens was hij het die onlangs, voorafgaand aan zijn bezoek aan Hongarije in oktober, voorstelde dat er niet gewacht hoefde te worden tot de toetreding tot de Europese Unie en dat de burgers van de twee landen vrij zouden moeten kunnen reizen over de ongeveer 600 km lange gemeenschappelijke landsgrens, zoals dat ook in de Unie gebruikelijk is.
De stad Košice (Kassa) ligt het dichtst bij de Hongaarse grens. Košice was al in de veertiende eeuw de tweede stad van het land, na Boeda. Voordien, al rond 1243, verwierf Kosice de status van vrije koningsstad. Omstreeks deze tijd vestigden zich Vlamingen en Saksen in de stad.
In vroegere eeuwen behoorde een groot deel van Oost-Slowakije tot het bisdom van Eger, zo ook de stad Kosice, die echter pas in 1804 een bisschopszetel werd. De beschermheilige van de kathedraal was de Heilige Elisabeth uit het huis van Árpád. Zij was de dochter van de Hongaarse koning Endre II en de echtgenote van de Duitse heer van Wartburg; zo eren beide naties haar als een van hun eigen heiligen. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat de Hongaren en de Duitsers die in de stad woonden haar al aan het eind van de achttiende eeuw tot beschermheilige uitriepen. Het hoofdaltaar van de dom (1474-1477) is vermoedelijk een van de mooiste gotische vleu-gelaltaren van de wereld met de prachtige beelden in de altaarkast en drie series met in totaal 48 afbeeldingen op de altaarvleugels. Het meest opvallend is de cyclus die het leven van de Heilige Elisabeth uit het huis van Árpád afbeeldt. Een ander bijzonder gotisch al-taar is het Maria-altaar, te vinden in het heiligdom van het rechter zij-schip. Ook zeer prominent is het 16 meter ho-ge, uit steen gehouwen gotische sacramentshuisje evenals de ko-ningsgalerij, de twee trappen en de poort bij de ingang met drie soorten versieringen, die doen denken aan de Sint Vitus-kathedraal in Praag.

Als we onze reis verder naar het noorden voortzetten, is Prešov (Hongaars: Eperjes) de volgende monumentenstad die de moeite van het bezichtigen waard is. Zoals ook het geval is in Kosice, geldt voor Presov dat de hoofdstraat begint bij de hoofdkerk en zich van daaruit verbreedt. In een kleiner stadje niet ver van Prešov, Sabinov (Hongaars: Kisszeben), is eveneens een fraai gotisch vleugelaltaar te vinden. Dit is slechts een kopie want net als de vleugelaltaren uit Opper-Hongarije en Transsylvanië, is het origineel te vinden in de Hongaarse Nationale Galerie in Boedapest.

De volgende plaats ligt een beetje uit de route, ten noorden van de hoofdweg, maar verdient zeker een bezoek: Bardejov (Hongaars: Bártfa) is een van de gemoedelijkste steden van Slowakije met een juweeltje van een hoofdplein. Afgezien van de mooie huizen en het gotische stadhuis dat vaak wordt vergeleken met een juwelenkistje, is de belangrijkste bezienswaardigheid de kerk van Sint Egidius. Als je bedenkt dat bijvoorbeeld in Engeland geen enkel vleugelaltaar de godsdienstoorlogen en de burgeroorlog heeft overleefd, kun je het pas echt op waarde schatten dat er hier in één kerk maar liefst elf bewaard zijn gebleven (zelfs nadat er gotische altaren aan de stad Košice werden geschonken)! Ook Bardejov was echter een overwegend Duitse stad, een protestants bolwerk waar de extremisten de vernietiging van de gotische inrichting verordenden, maar de gema-tigden lieten dat niet toe. Hier is niet het neo-gotische hoofdaltaar het meest opmerkelijke altaar maar de gotische zijaltaren. Het mooiste altaar is wel het altaar gewijd aan de geboorte van Jezus aan de linkerkant van het hoofdaltaar, en dit is dan ook het belangrijkste laat-gotische altaar van Slowakije. Ook hier is een wonderschoon stenen sacramentshuisje te vinden, van de hand van dezelfde meester als die van Košice. (Tot aan het concilie van Trente werd de heilige hostie hier bewaard, pas daarna was het gebruikelijk om deze op het altaar te plaatsen in een tabernakel.)
Voor de toeristen is het extra plezierig dat er over deze kerken tegenwoordig mooi uitgevoerde, objectieve boeken te krijgen zijn in andere talen dan het Slowaaks. Deze boeken worden weliswaar nog niet in het Hongaars uitgegeven, maar in de Engelse en Duitse tekst staan in ieder geval de Hongaarse historische eigennamen juist (d.w.z. niet volgens de Slowaakse spelling) weergegeven en wordt er niet gedaan alsof het land 1000 jaar lang niets te maken heeft gehad met Hongarije. Dit was echter niet altijd zo vanzelfsprekend!

Als we vanuit Prešov onze reis vervolgen naar het westen, bereiken we het gebied Spiš (Szepesség). Deze in het verleden voornamelijk door Duitsers (Saksen) bewoonde streek is bijzonder rijk aan monumenten. De kerkelijke zetel is Spišská Kapitula (Szepeshely) die is gelegen op de heuvel tegenover de grootste burcht van Opper-Hongarije, Szepesvár. In de kerk die in de elfde eeuw werd gebouwd, is een fresco te vinden uit 1317 waarop de Hongaarse koning Róbert Károly staat afgebeeld. In de in 1499 gebouwde laat-gotische Zápolya-kapel staat het altaar gewijd aan de kroning van Maria. Het andere en misschien wel mooiste gotische altaar is het altaar gewijd aan de dood van Maria. Alle ommuurde gebouwen die tot het kapittel behoren, staan onder beheer van monumentenzorg.
De stad in de streek Spiš die het rijkst is aan monumenten is Levoča (Lőcse). Het meest opzienbarende gebouw is hier de Sint Jacobs-kerk, die kan bogen op een serie vijftiende-eeuwse gotische vleugelaltaren, waarvan het hoofdaltaar (1507-17) het hoogste van de wereld is (18,62 meter). De maker hiervan was meester Pál Lőcsei (ong. 1460-1537) over wiens leven niet veel bekend is maar die waarschijnlijk in de leer is geweest bij Veit Stoss in Krakau. Behalve het hoofdaltaar is het altaar gewijd aan de geboorte van Jezus ook van zijn hand. Zijn beelden worden gekenmerkt door beweging en een sterke expressie. Dit is typerend voor de overgangsperiode tussen de gotiek en de renaissance.
Op deze manier is ook het stadhuis van Levoča opgebouwd uit gotische en renaissance elementen. Dit gebouw staat naast de Sint Egidius-kerk op het hoofdplein en doet dienst als streekmuseum.
Praktisch elke Hongaar kent dit gebouw uit de roman De zwarte stad van Kálmán Mikszáth of uit de gelijknamige film.

Welke richting we ook opgaan in de omgeving van Levoča, overal komen we indrukwekkende, zij het kleinschaligere gotische kerken tegen, bijvoorbeeld in Spiški Štvrtok (Szepescsütörtök), Spišská Nová Ves (Igló), Žehra (Zsigra) of Spišská Sobota (Szepesszombat) dat inmiddels tot de buitensteden van Poprád wordt gerekend.

Ofschoon in de steden van Oost-Slowakije ook andere bouwkundige perioden vertegenwoordigd zijn, ademen de meeste kerkelijke – maar vaak ook seculiere – gebouwen de pracht van de gotiek uit. Ondanks het feit dat deze stijl dit gebied later heeft bereikt dan West-Europa, bezit de gotiek in deze regio een geheel eigen atmosfeer en zijn er belangrijke gotische scheppingen te vinden.

Endre Abkarovits

Mostmagyarul!