De familie Bánffy en het kasteel Bonchida in Transsylvanië


De laatste bezitter en bewoner van het complex was Miklós graaf Bánffy, 1875-1950, hij was ultimus tituli van de familie, politicus, schrijver, schilder, intendant van het Koninklijk Operahuis en de Nationale Schouwburg, enz.
Na het einde van de Eerste Wereldoorlog op 11 november 1918 ontstond er grote politieke onrust in Hongarije, uiteindelijk vormde Béla Kun in maart 1919 een nieuwe regering en riep de Dictatuur van het Proletariaat uit. Miklós vluchtte naar Nederland. Hij ging hier aan de slag als portretschilder en kwam ook in contact met de uit Hongarije afkomstige schilder Oscar Mendlik ). In 1921 keerde hij terug, tot grote verwondering in zijn Haagse kring, om minister van Buitenlandse Zaken te worden in de regering van István Bethlen. Ook later was hij politiek actief, had zowel de Hongaarse als Roemeense nationaliteit en zo reisde hij in juni 1943 naar Boekarest om de regering over te halen, met Hongarije, de zijde van de geallieerden te kiezen, wat Roemenië in augustus 1944 ook werkelijk deed. Uit wraak plunderden en verwoestten de Duitsers het kasteel in Bonchida.
Ook als schrijver was hij actief, tussen 1934 en 1940 schreef hij een trilogie over de adel in Transsylvanië, ook na zijn dood weer uitgegeven, ook in het Engels, en zijn memoires verschenen in 2001.
Hij had een jarenlang durende verhouding met Karola Szilvássy Zij was in 1896 gehuwd met Elemér Bornemisza , maar na de dood van hun zoontje Dudi op zevenjarige leeftijd, leefden zij gescheiden. Een jaar na het overlijden van Elemér, in 1939, trouwde Miklós, niet met zijn grote liefde, maar met Aranka Váradi-Weber, 1885-1966, een actrice, die een dochter had uit een vorig huwelijk, Katalin, die hij adopteerde. In 1944 vluchtte zijn echtgenote met haar dochter naar Budapest, maar hij bleef hij in Kolozsvár achter. Toen Karola op 26 mei 1948 overleed, liet hij na de begrafenis haar graf met rode rozen bedelven. Pas in 1949 kreeg hij toestemming om Roemenië te verlaten en kon hij naar Budapest gaan, waar hij op 6 juni 1950 overleed.


Bonchida

“Boncida is ronduit de oostelijke tegenhanger van Versailles en Schönbrunn, nergens vinden wij in Zevenburgen een zulke heldere, wereldse Barok-. ja zelfs Renaissance pracht.” schreef László GÁLDI in zijn 1943 verschenen boekje over Zevenburgen.


Sinds 1387 is Bonchida in handen van de familie Bánffy, van het oudste
complex dateren waarschijnlijk nog de ronde hoekbastions, omstreeks1650 worden gebouwen in renaissancestijl gebouwd, de barokgevels die rond 1750 werden opgetrokken stammen van de Oostenrijkse architect Fissuur von Erlach, bouwheer was Dénes graaf Bánffy. Later werd nog een neogotische vleugel aangebouwd en werd de kapel met de, nu scheve, toren gebouwd.


Na de tv-documentaire “Oostwaarts” en het boek “Kameraad Baron” van Jaap Scholten waren wij over de huidige staat van het kasteel al geïnformeerd. Het was een hete, zonovergoten dag in augustus toen wij in de late namiddag Bonchida, het huidige Bontida in het Roemeens, bezochten, Naast vier andere toeristen waren wij de enige bezoekers. De zon maakte het geheel minder triest, maar de gebouwen waren eigenlijk een grote, troosteloze puinhoop. De eens zo prachtige tuin, die na de onteigening van het complex, door de staatscoöperatie in bezit was genomen was veranderd in een grote weide, die juist werd gemaaid, waarschijnlijk voor het jaarlijkse festival dat er sinds 2002 plaats vindt, dat er kort daarna zou worden gehouden.


De grote binnenplaats wordt gedomineerd door de ruïne van het paleis, nu nog slechts een karkas, waar bordjes vermelden dat toegang is verboden, door de gaten in het dak kon men de staalblauwe hemel zien. Van binnen was er buiten de muren niets meer te zien. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden de Duitsers, uit wraak, het gebouw geplunderd en leeg geroofd. De meubelen en kunstschatten werden in vrachtwagens geladen en reden richting Duitsland. De gebouwen werden ondermijnd en opgeblazen, de inrichting inclusief het eeuwenoude familiearchief en de kostbare bibliotheek met duizenden boeken in brand gestoken. Maar het konvooi kwam nooit op zijn bestemming, onderweg werd het door de geallieerden gebombardeerd en alles ging in vlammen op. De verwoesting van de gebouwen werd in de jaren zeventig nog eens voortgezet, toen ze dienst deden als decor voor een Roemeense film.
De volgende slag die Bonchida trof was op 23 maart 1945 toen de regering van de Volksrepubliek, met een koning aan het hoofd, een einde maakte aan het grootgrondbezit, dat beperkt werd tot 50 ha, en de herverdeling begon van de landbouwgrond, op 2 maart 1949 werd alle grond genationaliseerd. De volgende dag volgde de deportatie van familieleden van de grootgrondbezitters.
De laatste bewoners van het kasteel van de Bánffy’s waren de patiënten van de psychiatrische instelling die in de jaren tachtig in de nog bruikbare delen werden ondergebracht.
In 1999 werd het gehuurd door The Transylvania Trust Foundation, met steun van de Hongaarse staat werd een deel van de gebouwen van een dak voorzien. In een atelier werken nu studenten als restaurateur. Er is dus nog hoop, maar of op korte termijn de glans van het verleden weer zal schitteren is een open vraag.

Leo BOODE

Mostmagyarul!